Een nieuw kassameisje wordt ingewerkt. De oudgediende haalt mijn pot nachtcrème langs de scanner en zegt joviaal: ‘Kan ik nog iets voor je doen?’
De nieuwelinge reageert geschokt en fluistert: ‘Je moet u zeggen, toch?’
Ze wordt luid en streng gecorrigeerd: ‘Nee, de klant moet zich zo jong mogelijk voelen. Alsof ze jouw vriendin zou kunnen zijn. Dan voelt ze zich hier thuis’.
Ik krijg een vette knipoog, alsof we samen publiekelijk ons kind opvoeden. Kijk, zo doe je dat: gewoon kalm uitleggen.
Thuis krabbel ik het voorval op mijn lijst ‘winkelincidenten’. Ik verzamel gedachten, voorvallen en woorden. Daar houd ik lijstjes van bij. Bovenaan de lijst ‘huiselijke humor’ staan bijvoorbeeld de hardgekookte eieren in de koelkast met een H erop. Samen vormen ze een rijtje HaHaHa. Naarmate de week vordert en er meer eieren in lunch of avondeten zijn verwerkt, slinkt zichtbaar de vreugde in mijn koelkastdeur.
Ik verzamel ook verhalen en gedichten over de dood. Daarom las ik Het uur van het violet waarin Katie Roiphe grote schrijvers in hun laatste dagen opvoert. Nauwkeurig volgt ze Susan Sontag, Sigmund Freud, John Updike, Dylan Thomas, Maurice Sendak en James Salter. Zes keer zit de lezer samen met Roiphe aan een sterfbed terwijl de laatste adem uitgeblazen wordt. Haar toon is journalistiek zakelijk maar haar inlevingsvermogen groot. Onder de woorden is niet alleen de scheppingsdrift van grootheden voelbaar, maar ook Roiphes eigen woekerende angst.
Roiphe schetst zes schrijvers die zich een leven lang verhouden tot een mogelijke dood, lang voordat ze ziek worden en daadwerkelijk de laatste fase in gaan. Deze schrijvers waren zonder uitzondering geobsedeerd door de dood. Ze schreven er veelvuldig over. Ze beweerden vooral een journalistieke, kunstzinnige of wetenschappelijke interesse in de dood te hebben, ze beweerden niet zelden vooral levenskunstenaar te willen zijn, en toch tonen hun woorden vele kleuren doodsangst.
Alle zes zwegen ze over het naderende einde toen het zich daadwerkelijk aandiende. Ze ontkenden het gewoon. Freud bleef roken, ook al stonk zijn mond- en keelkanker dusdanig dat zelfs de hond niet meer bij hem in de buurt wilde komen. Sontag liet zich behandelen met de nieuwste en agressiefste methoden en bleef geloven dat zij de sfinx was die uit de dood zou verrijzen.
Ik plant de pot anti-rimpel crème op de plank in de badkamer en duik weer in de woorden die Roiphe verzamelde van grote geesten, die grote gedachten verzamelden over sterfelijkheid, maar hun eigen einde nauwelijks onder ogen durfden komen.
Als obsessief vlinderverzamelaar spies ook ik het leven in letters vast om zo de dood te bezweren. Al is het maar in een simpele H op een hardgekookt ei. Daarom sluit ik mijn – voorlopig laatste – blog af met wijze woorden van de Prins der Dichters, Joost van den Vondel. Bijna dagelijks flitsen ze aan mij voorbij in de fietstunnel onder het Rijksmuseum:
De kunst is langk, het leven kort.
Berthe Spoelstra (1969) is dramaturg van Frascati Theater. Recent kwam haar debuutroman Schemerland uit (Van Oorschot 2019). Voor Tirade schrijft ze over theater en literatuur.