Vorige week stond ik in Noordoost-Zuid-Limburg in het fraaie plaatsje Rimburg. Het was het uiteinde van Nederland; de trein die langs het dorp reed bevond zich op Duits grondgebied, de meeste nummerborden die langskwamen waren niet geel maar wit.
Ik had mijn bezoek aan Rimburg voorzichtig gepland, als deel van een onderneming om heel Zuid-Limburg per trein, bus en fiets uit te kammen. Eigenlijk heel Nederland, trouwens, en tegenwoordig ook min of meer België, maar het onderdeel Zuid-Limburg was nu afgerond. Op het dorpspleintje, naast een generieke witte hoeve, was ik trots het plan eens onverwachts geslaagd had uitgepakt – er zou geen andere reden zijn geweest om hier ooit te komen.
Het koppelen van de kaart aan de realiteit. Met je eigen ogen het hele land meemaken – ik weet niet waarom ik het zo graag wil, maar er gaat al jarenlang vrij veel moeite in zitten. Kan jezelf verplaatsen, weggaan van een plek die je kent naar een die je niet kent, een hobby zijn? Ik denk van wel. Ik vind het in ieder geval min of meer de beste vrijetijdsbesteding.
In het oude computerspel Age of Empires word je aan het begin van het tijdsverloop met een los figuurtje gedropt in een zwarte vlakte. Die vlakte loste pas op in de ‘echte’ wereld als je er in begon te lopen. Voordat je er was geweest, bestond het niet.
Toen ik in 2012 voor het eerst mijn ov-studentenkaart kreeg én uit huis ging, overviel de vrijheid me. ’s Nachts in bed, op mijn studentenkamer in Utrecht, kreeg ik opeens zin om naar Rotterdam te gaan. Gewoon, met de nachttrein. Was van plek veranderen op dit moment niet spannender dan hier zijn? Was dat niet altíjd zo, omdat het actie betekende, ervoor zorgde dat je niet wist waar je moest kijken? Wat hield me nu tegen? Binnen een maand had ik alle Nederlandse spoorlijnen gereden, een hobbelige wissel in Landgraaf in de avondschemering vormde het sluitstuk.
Dat was het begin van tijd verliezen aan de ‘plekheid’ van het leven als hobby. Aan de locaties van alles – van het nieuws, vrienden, boeken. Hoe het dáár is, hoe ik het me herinner, of hoe ik er zelf eens heen moet. Een mix van een verandering van omgeving tot hoogste goed verheffen en de hele bestaande omgeving minutieus leren kennen alsof het je eigen buurt is. (De verslaggevende journalistiek leek me het beste beroep voor wie houdt van zich verplaatsen.)
Na een vorig stukje ergens hieronder zei een vriend tegen me dat ik niet Joris van Casteren de schuld moest geven van een sterk geografisch gevoel in zijn boeken. “Je bent daar zelf mee geobsedeerd”, zei hij. “Jij leest dat erin. Je bent altijd alleen maar bezig met plekken.”
Je hoeft mij niet te vertellen dat het typisch jong en naïef is om de wereld in z’n volledigheid te willen africhten, onrustig op zoek te willen naar iets ánders, niets aan je aandacht te willen laten ontsnappen, niet te willen weten dat iets bestaat maar het te willen zien. Oek de Jong laat Edo Mesch in Opwaaiende Zomerjurken op iets latere leeftijd ook wat bekomen van zijn drang om de wereld in een ‘systeem’ te ordenen.
Dat zien we dan wel weer; misschien ebt het weg. Voor Nederland is het hoe dan ook te laat – het is al onderworpen, van Rimburg tot Roodeschool.
Milo van Bokkum (Amsterdam, 1994) is freelance journalist. Momenteel is hij correspondent Noord-Nederland bij NRC Media en volgt o.a. de ontwikkelingen rond de gasproductie in de provincie Groningen.