Ekster

Johannes Graadt van Roggen (1867-1959) – Vliegende ekster

In het voorjaar zijn het vaak de merels die me wekken. Niet met hun zang maar met hun roep. Want bij het eerste licht komen de eksters. Ze komen voor nesten, eieren of kuikens van kleinere vogels dan zijzelf. Ze komen om te plunderen. Of misschien komen ze gewoon maar om te pesten. De merels weten er alles van. Ze waarschuwen elkaar als de eerste ekster op het dak verschijnt.

De eksters kijken vanuit de hoogte niet als speurende roofdieren op zoek naar prooi. Ze zijn niet zoals de valken of de uilen die uit een houding van aangeboren superioriteit het leven van mindere vogels verwoesten. Bij roofvogels is doden een vorm van propaganda voor noodzaak en efficiëntie. Maar de ekster heeft de mentaliteit van een vandaal.  Hij heeft plezier in het kapot maken van wat anderen zorgvuldig hebben opgebouwd (nesten, eieren, jongen). Zijn gedrag lijkt eerder voort te komen uit een geschiedenis van frustratie en slechte opvoeding dan een natuurlijke houding waar wij mensen vanaf gepaste afstand respectvol naar kunnen kijken.

De ekster weet goed hoe ver hij kan gaan en gaat dan nog net iets verder. Hij zoekt de grens van de irritatie op en weigert deze vervolgens te verlaten. Natuurlijk moet hij er dan ook hard bij roepen. Zijn zang – want dat schijnt het te zijn – is een moeiteloos krassen. Het is een geluid dat met opzet onaangenaam moet zijn.

Wanneer ik in de tuin met de roepende merels verschijn dan vluchten de eksters. Ze zijn zoals zoveel treiteraars in diepste zin laf. Dichterbij dan het hoogste puntdak durven ze in mijn aanwezigheid niet te komen. En als ik even wacht geven ze het op. Ze komen ook nooit alleen, maar altijd in een groepje, waarbij ze elkaar schreeuwend opjutten om de grenzen van fatsoen te verleggen. In hun wereld, en die van de merels, ben ik het bevoegd gezag.

De merels vallen stil op het moment dat de eksters vluchten. Ik meen in hun ogen en houding dankbaarheid tegenover mij te zien. Met een knikje neem ik deze doorgaans in ontvangst.

En dan … later… in het kleine dorpspark onder een spar zit daar op een enkele ademhaling na een onbeweeglijke ekster. Hij zit naast het pad, heel dichtbij. Op de plaats van zijn oog zit een grijze vlek. Hij ademt en wacht op de dood.

Ik kom dichtbij en bekijk zijn afwezig oog. Hij doet geen poging te vluchten. Misschien dat hij mij voor de naderende dood houdt. Het oog lijkt niet weggepikt. Er moet iets gemeens van binnenuit gegroeid zijn dat het licht uit de kop van de ekster heeft weggeduwd.

Weg is zijn brutaliteit, zijn branie, zijn vreugde om nestelende merels de stuipen op het lijf te jagen. Hij zit daar zielig en eenzaam te boeten voor zonden die zijn schepper hem heeft opgedragen. Hij verwacht niets van mij. Als ik de dood niet ben dan ben ik lucht. Dat de wereld hard en gevoelloos is hoeft hij niet van mij te horen. Dat weet de ekster ook zonder het zelf te ondervinden.

Machiel_Jansen Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Foto van Machiel Jansen
Machiel Jansen

Machiel Jansen blogt voor Tirade incidenteel over zaken die ‘Big Data’ raken. Hij leidt het Scalable Data Analytics-team bij SURFsara Amsterdam. Machiel is gepromoveerd op Knowledge Engineering en heeft in 2007 bij verschillende bedrijven en universiteiten aan SURFsara gewerkt.