Wa?

 babytaal

Is babyspeak universeel? In het gedicht ‘Bevindingen’ uit de bundel Nu je het vraagt (2010) somt Micha Hamel per regel één in spreektaal gestelde positieve kwalificatie op, die hij laat voorafgaan door een jaar. Dit loopt van 1970 tot en met 2009, zodat de in het openingsjaar geboren dichter geschiedenis & ontwikkeling van zijn idiolect geeft. Uiteraard is dat door de omgeving beïnvloed. Het voorlopige eindoordeel ‘mooi’ klinkt droogjes tegenover vele efemere kwalificaties uit de jaren ervoor. En het maakt de cirkel rond, omdat Hamel 1970 koppelt aan ‘mo’.

Zelf heb ik een Nederlandstalige nuljarige nooit een andere klinker dan een ‘a’ horen uitslaan en sporadisch een ‘i’. In Arabische talen zou hetzelfde voorvallen. Elke mond moet klanken leren vormen, samen met de tong. Dit verklaart de trefzekerheid van een benaming als dada, maar ook waarom Herman Brood in euforische buien cha cha riep: de uitstoot van als puur gepercipieerde klanken, linea recta uit de keel. Aan een ‘o’ komt al heel wat lippenwerk te pas (Broods andere tussenwerpsel pop markeert een volgende fase en daarna stopt het gebabbel en geoordeel nooit meer).

Bij babytweeklanken lijken versvoettechnisch de spondee en de trochee te domineren. En dus geen jambe, diep ingebakken in de westerse poëzie – die tegen haar intuïtie in ging?

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *