De huidige Uzunçarşı (letterlijk: de lange bazaar) biedt onderdak aan 2000 winkels, cafés en twee moskeeën. Het geheel omvat meerdere, smalle straten, afgesloten voor het verkeer met een totale lengte van 3,5 kilometer, waarvan sommige zijn betegeld met grijze straatstenen en andere een mozaïekvloer hebben. Voor de bevoorrading van de winkels maakt men onder andere gebruik van handkarren.
De Uzunçarşı bevindt zich op de plek waar de goederen werden verhandeld toen de Specerijenroute en Zijderoute nog springlevend waren. Van oudsher betekent Çarşı stadscentrum waar het publieke leven zich afspeelt. Die functie is grotendeels behouden gebleven.
Elke straat is gespecialiseerd in een bepaald product, van etenswaar en kookgerei tot juwelen en kleding.
Geschiedenis kun je zien als een resultante van dramatische gebeurtenissen, zoals oorlogen, revoluties of epidemieën. Maar daaronder, onzichtbaar en zeer traag, beweegt de zogenaamde sociaal-economische tijd. De tijd die bepaald wordt door handel en interactie tussen mensen door de eeuwen heen. Antakya heeft verscheiden heersers gekend, vele rampen beleefd, maar handel kwam vroeg of laat weer op gang en gaf de stad nieuw elan, zolang de Zijderoute en Specerijenroute winstgevend bleven.
Deze handelsroutes, die een ongekende rijkdom in Anatolië brachten, begonnen hun glans te verliezen nadat de Portugezen een alternatieve handelsroute overzee naar Oost- en Zuidoost Azië hadden gevonden. Dit hadden ze te danken aan betere schepen en aan uitvindingen, zoals het kompas. In de 17de eeuw namen de Hollanders en vanaf de 18de eeuw de Engelsen het roer over. Veel karavanserais (herberg buiten stad) in Anatolië en de Balkan raakten in verval door het opdrogen van de inkomsten uit de handel, en steden begonnen hun kosmopolitische karakter als centra voor kunst en wetenschappen te verliezen, ook Antakya.
Kurşunlu Han, een herberg in Uzunçarşı voor handelaren en hun kamelen, dateert uit de 17e eeuw. Het gebouw heeft twee verdiepingen om een grote binnenplaats waar vroeger een fontein stond. De helft van de begane grond werd gebruikt als stal voor de kamelen en de andere helft was bestemd voor ambachtslieden als zadelmakers, smeden, mandenmakers. Speciaal voor handelslieden had men een gelagkamer waar je wat kon drinken, trik-trak spelen of kon rusten en – ongetwijfeld – ook transacties afhandelen. Op de bovenverdieping bevonden zich de kamers waar de handelaren konden overnachten.
Nu dient de Kurşunlu Han na restauratie als toeristisch complex. Beneden zijn winkeltjes voor souvenirs en ambachtelijke producten. Mijn oog viel op een grote sinaasappelboom omringd door tafels en stoelen op de binnenplaats. Ik stelde me voor dat er vroeger handelaren, lurkend aan hun waterpijp, naast lage bijzettafeltjes en op gevlochten krukken zaten om van de vermoeiende reis bij te komen. Wij dronken Turkse koffie op de bovenste verdieping op comfortabele stoelen.
In de middag bezochten wij het archeologisch museum in zijn nieuwe onderkomen, buiten het centrum. Het is een groot en modern gebouw, ontworpen om de enorme muurmozaïeken tentoon te stellen. Men had de ruimte optimaal benut door de zalen in meerdere niveaus in te delen en ze vloeiend met elkaar te verbinden, zodat je alle mozaïeken van dichtbij kon bekijken. Daar zaten pronkstukken bij als Orpheus, Dronken Dionysos, Tethys, Eros en Psyche (zie foto) die ooit de muren en de vloeren van patriciërshuizen in de Romeinse tijd versierden.
Antakya draagt sporen van de drie godsdiensten die in het Midden-Oosten zijn ontstaan. De Joodse aanwezigheid gaat waarschijnlijk tot het eerste millennium voor Christus terug. Na de 7e eeuw kreeg ook de islam er voet aan de grond. De komst van het christendom dateert uit de tijd dat de evangelist Sint Petrus hier arriveerde (29 na Christus).
In de stadsgids las ik dat Antakya zich presenteert als een van de zeldzame steden ter wereld waar de drie godsdiensten vreedzaam naast elkaar hebben voortgeleefd. De mensen die we spraken gaven aan trots te zijn op de eeuwenlange tolerantie in hun stad.
Wij wilden de stad niet verlaten zonder de Grot van Sint-Petrus te bezoeken, gelegen tegen een heuvel met uitzicht over de stad. In de verte kon je de oude stad zien liggen, goed herkenbaar tussen de nieuwe stadsdelen met hoge flats.
De grot is een van vroegste christelijke kerken buiten Jeruzalem (gebouwd in de 1e eeuw na Christus). In de tijd dat christenen door de Romeinen werden vervolgd kwamen de gelovigen hier in het geheim bij elkaar om te bidden. Vanaf deze kerk verspreidde het christendom zich door Anatolië en later door het Romeinse Rijk. Elk jaar op 29 juni wordt hier een gezamenlijke mis gehouden met vertegenwoordigers van de drie godsdiensten.
Op de terugweg naar Mersin reden wij over de rivier Payas (Pinarus in de antieke tijd). Niet ver daarvandaan, in Issos, vond de beslissende veldslag plaats die een einde maakte aan de heerschappij van het Perzische Rijk in Anatolië (in 333 voor Christus). Hier heeft Alexander de Grote Darius III verslagen en zijn veroveringstocht voortgezet.
Dit herinnerde mij eraan dat met dank aan Alexander de Grote de Griekse cultuur, die oorspronkelijk alleen in West Turkije voet aan de grond had gekregen, tot diep in Anatolië is doorgedrongen. Behalve in Griekenland zijn de sporen van het Hellenistisch erfgoed nergens zo rijk en voelbaar als in Anatolië.
Aan het samenzijn met mijn zus kwam een eind. Hoe leuk het weerzien ook is, je weet dat er een moment van afscheid komt.