[p. 40]
Marieke Jonkman
Spijt
Trek de deur achter je dicht! Ik wil
dat ze de deur achter zich sluit, zelfs
nu ze jarig is en mij haar pop heeft
getoond, het kind in heilige feestdos.
Ze legt haar kind op de trap en keert
terug naar de deur van mijn kamer
waar ik vertaalwerk verricht: geel
stro in ijs wordt dood gras in glas.
Dit water, dit riet. Kon ze maar komen,
haar kind laten zien in heilige feestdos.
Ze trok de deur achter zich dicht en
verdween met jongens in het busstation.
[p. 41]
Sara
Ik durf niet meer, ik ben te oud. Zwaan kleef
aan. De geur van badhok die mij irriteert.
Mijn lichaam dat gevangen is in vreemde ogen.
Verkennen van de grens, de glans van krachtig
rennen, de roep, de meesterlijke lach voorbij:
onder het juk van de tiran bedachtzaamheid.
Vergeten is de smash, het doelpunt, het record.
Ik wil niet weten wat ik ‘s nachts goed hoor:
jij blijft de kampioen in eieren lopen.
[p. 42]
Parfumdoosje
Ik beheers me: gekleed zoals het hoort
keur en kies ik een geslepen flacon
met als kunstwerk een doosje van karton.
Ik vrees dat de kartonvouwer een snordrager
is en de glasslijper een pensdrager zal zijn.
Mijn hoop wil dat de parfumeur het hoogste scoort
maar ogottogot een amateurbokser is hij!
Ik ruik de geur van zweet en dood.
[p. 43]
Geuldal
In dit stiltegebied waarin een rok verplicht zou moeten zijn,
aan deze beek waakt moeder, o wat waakt de merrie.
Het veulen ligt voor dood in de wei. Het tilt zijn hoofd op,
kijkt, en legt vermoeid het zware hoofd weer neer.
Onbeweeglijk spreekt de wijze moeder dochter toe
dat het goed komt, dat er kracht vloeit. Ik fiets door.
Zelfs op de racefiets zou een rokje voorschrift moeten zijn.