[p. 80]
Catharina Blaauwendraad
Gedichten
Kadaster
Mijn huis wordt door een onvoltooide naam
bewoond die achter dichte deuren klinkt.
Zijn watermerk, een donker teken, blinkt
op elke spiegel, elk bewasemd raam:
Een voetafdruk van een moiré-lichaam
dat kinderlijk op twee gedachten hinkt;
een wederkerend stempel, ongeïnkt,
maar half tot wil en handelen bekwaam.
De man van het kadaster kijkt ernaar
en ziet dat van de onbekende ander
gegevens onuitwisbaar blijven staan.
Ik kan in dit bestand de eigenaar
niet wijzigen, zegt hij, dus ik verander
uw naam: U neemt gewoon de zijne aan.
[p. 81]
Verlichting
Ik zou je nooit glashard de waarheid zeggen;
ik ben je zachte spiegel, natte val. Ik ben
de glazen reuzin die je baarde.
Ik heb hijskranen geesten uit flessen zien trekken,
torens uit de grond zien komen, éénbenige
Repelsteeltjes zien stampvoeten zonder evenknie,
zonder samengaan. Sprakeloze rokades
langs de waterkant.
Ik heb mijn hart verloren langs de kade
mijn lichaam verkocht, mijn kinderen verzopen
en onder water schaterlacht, onhoorbaar,
de dood die ieder voorjaar weer de donzen
eendenkuikens naar beneden trekt. In dit donker
ben jij, de bastaard die me overleefde,
de meest verlichte in het schijnsel van
de onafgefakkelde waanzin, de naderende
brand.