[p. 97]
Andy Fierens
tot diep in de gaatjes van mijn bowlingbal zoek je naar
geld. je schrijft veel te lange gedichten die je zelf niet
begrijpt, over twijfelstrelers of weltschmerzkwekers
in bed klaag je over borstmospluisjes, op straat roep je
zebrapadvermijders na, chronisch on-mysterieus toon
je de wereld je doordramkwaliteiten. doe maar, verveel
ons met je dwangneuroses, met je dwarsliggersstatuut
ooit komt de dag dat iemand je varkensneus verwart
met een stopcontact. de tijd loopt, messen worden gewet
steek je hoofd door een lus in de haven of vaar weg
op een bananenboot. je serveert me elke avond dezelfde
oude tranen, terwijl ik al jaren op iets anders hoop
Dichtsnoeren opent nieuwe rijmperspectieven. Wederzijdse verspenetratie, in elkanders dichtgok inpluggen dat het een lust heeft. Knorren van heen- en weerbestuiving op elkanders bijligstatuur, waar tranen van komen, maar mooie tranen. Uit hele diepe gaatjes. En daarbij de hoop dat na gedane zaken los ook nog mogelijk is.