Louis-Ferdinand Céline (schrijversnaam van L.F. Destouches, 1894 – 1961) debuteerde in 1932 met de roman die nog altijd zijn beroemdste is: Reis naar het einde van de nacht. Het verhaal over hoofdpersoon Bardamu was voor een belangrijk deel gebaseerd op eigen ervaringen: in de Eerste Wereldoorlog, in het koloniale Afrika en bij zijn werk als arts. In 1936 verscheen Céline’s andere grote roman Dood op krediet. Zijn verdere werken werden veel minder bekend, en in toenemende mate gekleurd door een destructief nihilisme en een mateloze woede. De publicatie van pamfletten met antisemitische strekking noopten Céline in 1944 te vluchten naar Duitsland en later naar Denemarken. In 1951 keerde hij terug naar Frankrijk, nam zijn werk als arts weer op en wijdde zich verder aan zijn schrijverschap. Zijn werk had grote invloed op latere auteurs als Camus, Sartre en De Beauvoir en, in Nederland, op Hermans en Reve.
Zie ook www.chez.com/lfceline.
Reis naar het einde van de nacht
‘Reis naar het einde van de nacht’ beschrijft de uitzichtloze tocht van Bardamu door deze absurde wereld. In de Eerste Wereldoorlog realiseert hij zich de waanzin van de collectief georganiseerde moordpartijen waarvoor de mensen enthousiast in de rij gaan staan. In Afrika wordt hij geconfronteerd met de hebzucht en de botheid van de blanke kolonist. Maar nergens voelt hij de eenzaamheid zo sterk als in New York, de kille ‘rechtopstaande’ stad van levende automaten. Terug in Parijs staat hij als arts volkomen machteloos tegenover de achterdocht, de bekrompenheid en het misdadig egoïsme van zijn patiënten. ‘De Reis’ is het ultieme boek van de twintigste eeuw, met zijn cynische kijk op de Eerste Wereldoorlog, de (de)kolonisatie, de urbanisatie en wat een mens toch verder met zijn leven aan moet. Fel en genadeloos klaagt Céline aan de hand van Bardamu’s omwervingen onze maatschappij aan, waarin altijd dezelfden het gelag moeten betalen. Even fel en genadeloos ontleedt hij de mens.