Belle van Zuylen (ook bekend onder haar getrouwde naam Madame de Charrière) werd geboren in 1740 als Isabelle Agneta Elisabeth Tuyll van Serooskerken te slot Zuylen aan de Vecht. Ze was de dochter van een invloedrijke adellijke familie en genoot een deel van haar opvoeding in Zwitserland. Terug in Nederland had ze moeite zich aan te passen en kwam ze in conflict met de kerk vanwege haar religieuze twijfels. In 1760 ontmoette ze Constant d’Hermenches met wie ze vijftien jaar lang een intensieve correspondentie onderhield. In 1763 publiceerde ze haar eerste verhaal ‘Le noble’. Een stoet van huwelijkskandidaten trok voorbij maar zij voorzag door een huwelijk zozeer haar vrijheden te verliezen dat zij allen afwees. Ten slotte sloot zij een verstandshuwelijk met de Zwitserse edelman Charles Emanuel de Charrière de Penthaz en verhuisde naar het gehucht Le Colombier onder de rook van Neuchâtel. Daar publiceerde zij vanaf 1784 een grote reeks romans, verhalen, toneelstukken, essays en pamfletten en onderhield zij een levendige correspondentie met de groten van haar tijd. In 1787 ontmoette ze de veel jongere Franse schrijver Benjamin Constant, een tweede belangrijke brievenpartner. Belle van Zuylen overleed in 1805. Tussen 19789 en 1985 verschenen haar Verzamelde werken in het Frans in tien delen dundruk. Zie: Charrière, I. de in de rechterkolom op uw scherm.
Ik heb geen talent voor onder- geschiktheid
Belle van Zuylen was negentien jaar oud toen zij Constant d’Hermenches ontmoette. Zij woonde toen nog bij haar ouders op Slot Zuylen. Zoals in die tijd de gewoonte was, werd een geschikte huwelijkskandidaat voor haar gezocht. Constant d’Hermenches, kolonel van een Zwitsers regiment in Holland, was reeds getrouwd, maar Belle voelde zich met hem op haar gemak en raakte steeds meer op hem gesteld. Hij was verrukt van haar schoonheid, scherpzinnigheid en oprechtheid. Zo kwam het, na een wat stroef begin, tot een der prachtigste liefdesbriefwisselingen die ooit zijn ontstaan. De lezer maakt kennis met mensen die, gehinderd door de zeden en gewoonten van hun tijd, in hun clandestiene brieven op voet van gelijkheid verkeerden en elkaar hun genegenheid en sympathie betuigden.
De correspondentie die Belle in deze zelfde jaren voerde met de huwelijkskandidaten James Boswell en baron van Pallandt werpt zijdelings een schitterend licht op deze ‘feministe avant-la-lettre’ en is daarom ook in dit omvangrijke boek opgenomen.
Deze eerste complete vertaling, waaraan door Greetje van den Bergh twee jaar is gewerkt, maakt de kennismaking met Belle van Zuylen en haar ‘aanbidders’ tot een onvergetelijk genoegen. Ik heb geen talent voor ondergeschiktheid is een boek dat men vele malen zal herlezen.