Het redacteurschap van Tirade heeft een round character van me gemaakt. Vroeger was ik vooral een meeloper… een watje… een jaknikker, slapjanus, slijmjurk… een ideale schoonzoon, zeg maar… een brave sukkel… nu ben ik, dankzij Tirade, veel harder… volwassener…
Let op.
Tijdens redactievergaderingen bepalen we welke teksten Tirade accepteert en welke niet. Die uitkomsten moeten vervolgens aan de auteurs/inzenders worden meegedeeld.
Het is heerlijk om een (aankomend) schrijver te kunnen melden: ‘Wil je samen verder? Oe-hoe, oe-hoe.’
Maar afwijzen is de hel.
Daarom bedacht ik meteen op de eerste vergadering al iets heel slims:
‘We nemen gewoon alles op!’
De anderen legden uit dat Tirade daardoor, zelfs als we zouden overgaan op superdundruk, zo dik zou worden als een telefoonboek… Los van ‘t schuldgevoel jegens postbezorgers dat dat met zich mee zou brengen, zou het resulteren in een onbetaalbaar blad… en in een richtingloos blad… een onleesbaar blad.
Kiezen/selecteren: dat is nou juist de taak van een redactie.
Oké. Fair enough.
Een ander, nog veel slimmer/eleganter plan dan:
‘We accepteren alle inzendingen, maar we komen onze beloftes gewoon niet na… Dus telkens als auteurs vragen: ‘wanneer verschijnt mijn tekst nou in Tirade?’ Dan zeggen we: ‘in ’t volgende nummer… in ’t volgende nummer… nee, in ’t volgende nummer… ’ Net zo lang tot ze het opgeven. Het groeiende leger ontevredenen dat je ermee creëert levert, nog afgezien van de administratieve last die het afhandelen van aanmaningen/herinneringen (lees: het afpoeieren) met zich meebrengt, ongetwijfeld een speciaal soort psychische druk op (alleen al de visioenen waarin de teleurgestelden op een nacht aan onze poorten staan te rammelen) maar daar leren we, neem ik aan, snel genoeg mee omgaan.’
Opnieuw keek ik tegen zes nee-schuddende hoofden aan (zeven als ik Gilles’ hond Otis meereken).
De conclusie die ik probeerde uit te stellen… de waarheid die ik voor me uitschoof: we moeten afwijzen… Afwijzen is onvermijdelijk…
Zelf heb ik nog nooit teleurstellingen te verwerken gehad, op geen enkel terrein, bij mij lukt altijd alles, maar ik heb van minder gefortuneerde fortuinlijke kennissen begrepen dat een teleurstelling echt iets vreselijks is.
Dus de eerste afwijsmail die ik moest versturen, daar deed ik een hele ochtend over… het voelde alsof ik een bom aan ’t afstellen was… bloedbad, burgerslachtoffers… Net voor ik op send moest drukken, werd ik zo misselijk en duizelig van schuldgevoel en angst dat ik mijn hele toetsenbord onderkotste – het kostte me een hele middag om met de achterkant van een theelepeltje de halfverteerde brokjes wortel tussen de toetsen vandaan te peuteren.
De tweede poging een afwijzing op te stellen leverde een bericht op waarin het ‘nee, sorry’ zo omzichtig was geformuleerd dat je vijf close reading sessies met een superloep moest houden om te vermoeden dat Tirade geen special ging wijden aan de beste tekst die de redactie ooit onder ogen had gekregen, maar dat integendeel, helaas…
Uiteindelijk (voor de rekenaars: poging drie) kreeg ik een eerlijk en ferm ‘nee’ uit mijn computer. Op het versturen volgde meteen, van opluchting, een hysterische lachkick… en meteen dáárop volgde een gigantische geestelijke terugslag…
Zo vrij naar Groucho Marx dat het eigenlijk zelfbedacht is: ik zou het niet pikken als ik door mij werd afgewezen.
Wie was ik wel niet een aankomend auteur zo zwaar en diep teleur te stellen? Om mezelf te straffen liep ik de dichtstbijzijnde saloon in, sloeg een glas stuk op de rand van de bar en gebruikte één van de glasscherven om, dwars door mijn cowboylaarzen en spijkerbroek heen, van mijn enkel tot mijn heup, een dikke snee in mijn vlees te kerven. Dat zou me godverdomme leren aspirantschrijvers pijn te doen, stuk zongebraden coyote dat ik was!
‘Waar komt die saloon nou opeens vandaan?’
‘Ik kan beter vragen waar jij opeens vandaan komt, mafkees.’
‘…’
‘Ga maar eens kijken of ze nog iemand kunnen gebruiken in de winkel van Pirandello.’
Waar waren we?
Een tijdschrift moet afwijzen. Dat is vervelend. Voor iedereen. Maar gelukkig valt niet uit te sluiten dat we ons een enkele keer vergissen. Uit onvermogen. Of omdat we de taste nog niet hebben acquired om een specifieke inzending te waarderen.
Mocht je ooit/recentelijk een afwijzing van Tirade hebben moeten incasseren, en mocht je ervan overtuigd zijn dat we ons pijnlijk hebben vergist, denk dan alsjeblieft aan die briefwisseling van Vladimir Nabokov en Edmund Wilson. Toen de tweede het manuscript van de grootmeesterlijke roman Lolita, dat de eerste hem had toegestuurd, had gelezen schreef hij (op 30 november 1954):
‘I like it less than anything else of yours I have read. The short story that it grew out of was interesting, but I don’t think the subject can stand this very extended treatment. Nasty subjects may make fine books; but I don’t feel you have got away with this. It isn’t merely that the characters and the situation are repulsive in themselves, but that, presented on this scale, they seem quite unreal. The various goings-on and the climax at the end have, for me, the same fault as the climaxes of Bend Sinister and Laughter in the Dark: they become too absurd to be horrible or tragic, yet remain too unpleasant to be funny. I think, too, that in this book there is – what is unusual with you – too much background, decription of places, etc. This is one thing that makes me agree with Roger Straus in feeling that the second half drags. I agree with Mary [Mary McCarthy, M.K.] that the cleverness sometimes becomes tiresome, though I don’t think I agree with her about the ‘haziness’ (I have suggested a few minor corrections on the MS) I wish I could like the book better.’*
Einde citaat.
Hoe ver is je mond opengevallen?
Vergissen is meesterlijk, blijkbaar.
(Je kunt je mond nu weer dichtdoen trouwens – is ook leuker voor je partner.)
Maar de regel laat zich niet falsificeren door de uitzondering:
Pijn en teleurstellingen blijven onvermijdelijk.
En dat spijt me.
Oprecht.
Tirade – kiest om te delen.
Soundtrack: ‘Darling, you got to let me know… Should I stay or should I go?’
Volgende week: de beuk erin.
* The Nabokov-Wilson Letters 1940-1971, Edited by Simon Karlinsky, Harper & Row (1979;p.288).
Wilt u dat ik op deze plek één van uw producten of diensten subtiel onder de aandacht breng van de lezers van Tirade? Neemt u dan vrijblijvend contact op met mijn literair agent, Paul Zeeprest. Gunstige tarieven! Positiviteitsgarantie!