[Vervolg Goethe, Beethoven en Stalin]
om van boven af decreteren wie Moskou in 1812 in brand gestoken heeft? Waarom een generatie lang de moderne taalwetenschap verbieden? Waarom in de biologie, ethnologie, natuurkunde en scheikunde aan de honderd jaar geleden al onhoudbare vooroordelen van Friedrich Engels vasthouden, als een handig dialecticus de moderne exacte wetenschappen best aan het marxisme kan vastpraten? Waarom van de Westerse letterkunde steeds dezelfde honderd boeken herdrukken, benevens nieuwe boeken van een paar fellow travellers? Waarom mocht de sowjetburger zelfs een zo onschuldig auteur als Theun de Vries niet lezen?
* * *
Iets van deze vragen moeten Stalins opvolgers zich ook gesteld hebben, en in het onoverzichtelijk net van ‘trends’ in het tegenwoordige overheidsbeleid tekent zich een poging af om te streven naar een meer ‘efficiënt’ overheidsbeleid in zaken van cultuur. De censuur is soepeler geworden. Het eentonig dieet van Stendhal, Balzac, Jules Verne, Shakespeare, Dickens, O’Henry, Mark Twain, Goethe, Heine, Howard Fast en Multatuli is uitgebreid met Rabelais, Thomas Mann, Hemingway, Steinbeck en Theun de Vries. Boeken die jarenlang verboden zijn geweest duiken weer op: Oljesja’s Afgunst, Ilf en Petrows Gouden kalf, gedichten van Pasternak en Achmatowa. Enige onder Stalin vermoorde auteurs worden herdrukt: Pilnjak, Babel, Kirsjon. Evenzo verging het emigranten als Boenin, en schrijvers van vlak voor de revolutie die als tegenstanders van de communisten bekend stonden: Leonid Andrejew en Fjodor Sologoeb. Af en toe worden dingen gepubliceerd die welhaast volkomen buiten de ‘lijn’ liggen en net zo goed in het Westen geschreven hadden kunnen zijn: dagboekbladen van Prisjwin en notities van Olesja. In de musea van Moskou en Leningrad hangen weer naakten waarvoor zich de sowjetburgers verdringen. Men heeft reeds een paar keer te kennen gegeven dat men in de nabije toekomst serieuze geschiedwerken denkt uit te geven waarin de gebeurtenissen zullen worden voorgesteld zoals men redelijkerwijs mag aannemen dat ze gebeurd zijn. Men is hierin zelf zover gegaan dat men onlangs een grote studie over de militaire operaties van Wereldoorlog II heeft aangekondigd. Helaas hebben de Russische auteurs op dit gebied zich nog niet genoeg geëmancipeerd van de leerstukken van de Grootste Legeraanvoerder en Historicus aller Tijden, en daarom is het aangekondigde geschiedwerk van de hand van Guderian en enkele andere Duitse generaals.
Maar het gaat niet vlot. In een zeer uitvoerige en met veel zorg uitgegeven verzameling documenten over de revolutie van 1905 heeft men uit één document een stukje weggelaten. Een noot vermeldt dat het hier een zinsnede betreft die ‘laster over de arbeidersbeweging’ bevatte. Men stelle zich voor dat de Partij van de Arbeid een verzameling documenten over de spoorwegstaking van 1903 gaat uitgeven en dan een stukje uit een document schrapt omdat het onaangenaam is voor de S.D.A.P.!
De ‘trotskisten’, om maar eens een woord te gebruiken dat bijna helemaal niets meer betekent en waaronder men in Moskou allerlei lieden verstaat die het tussen 1903 en 1930 niet helemaal met Lenin of Stalin eens waren – de ‘trotskisten’ dan zijn nu geen moordenaars, dieven, spionnen, gifmengers, saboteurs en betaalde agenten van de vijand meer: ze hadden alleen ongelijk, ze stonden een verkeerde politiek voor. Zo staat het tegenwoordig in de krant. Slaat men echter deel 43 – pas verschenen – van de Grote Sowjet-Encyclopaedie op, dan blijkt het trefwoord ‘Trotski’ afwezig. Heeft de censuur het geschrapt? Durfden de redacteuren het niet aan? Trouwens, deel 40, het deel waarin het trefwoord ‘Stalin’ voorkomt, heeft men voor alle zekerheid maar helemaal niet doen verschijnen.
Deze voorbeelden geven een idee van de halfheid waarmee op cultureel gebied de alleen maar hinderlijke, verlammende uitwassen van het stalinisme worden opgeruimd. De verleiding is groot hier niet alleen de overheid verantwoordelijk te stellen. Het kan natuurlijk aan de nog steeds wurgende censuur liggen, maar toch … Waarom ontbreekt welhaast iedere poging tot een vrij geluid? Waarom zijn zelfs artikelen en boeken, die door het nieuwe regiem als gevaarlijk en schadelijk worden beschouwd zo onzegbaar tam niet alleen, maar zo volkomen doortrokken van een slavenmentaliteit, terwijl in Polen de tijdschriften al jaren wemelen van de meest stoutmoedige, eerlijke en persoonlijke uitspraken? Men is soms geneigd te denken dat de terreur te lang geduurd heeft, dat de verwoestingen die deze terreur fyziek en moreel onder de Russische intellegentsia heeft aangericht zo enorm zijn, dat de geestkracht ontbreekt om van het beetje meer vrijheid dat de laatste jaren geboden wordt gebruik te maken.
Men heeft de intellectuelen in Rusland twintig jaar lang laten lezen, schrijven en zeggen, dat twee maal twee negen was. Omdat wij niet meer in de tijd van Goethe leven zijn de sowjet-intellectuelen in deze absurde uitspraak gaan geloven. Nu heeft men opeens van hogerhand bekend gemaakt, dat de stelling twee maal ‘twee is negen’ een gevolg is van persoonsverheerlijking en in strijd met de beginselen der rekenkunde. Er zijn van hogerhand artikelen gepubliceerd waaruit men zou kunnen opmaken dat twee maal twee aanzienlijk minder is dan negen. Ruslandreizigers hebben sommige Russische intellectuelen – in een particulier gesprek, dat nu zonder levensgevaar gehouden kan worden – het vermoeden horen uiten dat het misschien wel zeven of – wie weet? niet alles wat uit liet Westen komt is leugen – zes zou zijn. Schrijven diezelfde intellectueleen echter een boek of een stuk in de krant, dan kijken ze
even zorgvuldig als vroeger de baas naar de ogen, waarbij ze er zorg voor dragen hun schattingen – de berekeningen beslaan soms meer dan tachtig pagina’s – aan de conservatieve, dat is in dit geval aan de hoge kant te houden. De ervaring leert dat men beter een trap kan krijgen omdat men acht heeft gezegd dan omdat men in de buurt van de vijf gekomen is.
Maar er is hoop. Toen de sowjetschrijvers het Russische ingrijpen in Hongarije toejuichten – zij juichen tenslotte al een kwart eeuw – begonnen aan verschillende universiteiten studenten vragen te stellen, die hun leermeesters niet konden beantwoorden. Een paar particuliere brieven geven vrij veel bizonderheden, en zelfs in de sowjetpers kan men een verre en vervormde echo van het gebeurde terugvinden. De stellers der naieve vragen – is een algemene staking niet veeleer het werk van arbeiders dan van kapitalisten? – werden van ‘demagogie’ beschuldigd. Studenten hebben – Nederland uitgezonderd – nu eenmaal vaak iets liederlijks en a-sociaals. In Rusland dragen zij schoenen met dikke zolen, broeken met nauwe pijpen, zij dansen op rock en roll-muziek en bij de vieze woorden die zij in de W.C. schrijven heeft men de scabreuse formule 2 ½ 2 = 4 ontdekt.