Henk Romijn Meijer
Drie mannen genaamd Christus
Clyde Benson, Joseph Cassel en Leon Gabor zijn de pseudoniemen die Dr. Milton Rokeach, sociaal psycholoog en docent aan de Michigan State University, aan de mannen gaf met wie hij gedurende twee jaar een experimenteel onderzoek verrichtte. De mannen hadden met elkaar gemeen dat ze alle drie geruime tijd in een krankzinnigengesticht hadden doorgebracht en dat ze alle drie leefden vanuit de overtuiging dat ze Christus waren. De resultaten van zijn onderzoek publiceerde Dr. Rokeach in een fascinerend boek, The Three Christs of Ypsilanti (Arthur Barker Ltd. 1964).
Het doel van het onderzoek was niet in de eerste plaats het genezen van de patienten. Dr. Rokeach interesseert zich voor de aard van geloofssystemen: aan welke krachten zijn deze onderhevig, in hoeverre kunnen ze worden veranderd? De schrijver gaat er van uit dat primitief geloof de kern vormt van elk geloofssysteem. Primitief geloof is het geloof waarover niet valt te discussiëren. ‘Primitief’ zijn ‘the basic truths he (a person) holds about physical reality, social reality, and himself and his own nature’. Iemands primitief geloof wordt of door iedereen gedeeld, zodat het onbesproken blijft, of het is vrijwel onaantastbaar, ook al wordt het niet unaniem ondersteund. Zo kan het geloof in de eigen identiteit niet dan onder grote druk van buitenaf worden gewijzigd, waarbij aan de persoon onvermijdelijk schade wordt toegebracht. Een poging daartoe zou neerkomen op hersenspoeling. Hieruit volgt dat degene die de omstandigheden wil bestuderen waarbinnen een verandering in een geloofssysteem kan plaatsvinden geen gebruik kan maken van normale proefpersonen. Dr. Rokeach illustreert dit aan de hand van een aardig voorbeeld: zijn dochtertjes Miriam (8) en Ruth (5) maakten ruzie aan tafel en hielden er ondanks herhaalde waarschuwingen niet mee op. Op een gegeven moment noemde hij Miriam
Ruth en Ruth Miriam. De ruzie was terstond voorbij, de kinderen vonden het prachtig, maar al gauw werden ze onzeker en wilden ze weten of het werkelijk een nieuw spelletje was of niet, en binnen tien minuten waren ze bang geworden en vroegen ze hun vader om het spel te staken.
Dr. Rokeach zocht voor het onderzoek dat hij wilde doen naar proefpersonen bij wie niets verloren kon worden en mogelijk enige winst kon worden geboekt. Zo ontstond de gedachte om drie geestelijk gestoorde mannen die leefden in dezelfde waanvoorstelling ten opzichte van hun identiteit voor een bepaalde tijd met elkaar in contact te brengen. Het ene primitieve geloof zou dan in conflict moeten komen met het andeie, n.l. dat maar één persoon een bepaalde identiteit kan hebben, iets dat blijkbaar ook voor geestelijk gestoorden vast staat. Zodoende zou een zo onhoudbaar mogelijke situatie worden geschapen die allerlei gegevens zou opleveren over het karakter van primitief geloof, en de hoop bestond dat het conflict genezend zou werken op de patienten.
Twee jaar leefden de mannen in elkaars omgeving in het Ypsilanti Hospital, Michigan, ze hielden dagelijkse bijeenkomsten in het bijzijn van Dr. Rokeach, zijn assistenten en een bandrecorder, en later, tijdens de weekends, ook alleen onder het wisselend voorzitterschap van een van de drie, ze hielden discussies, maakten ruzie, zongen liederen (‘America’, ‘Onward Christian Soldiers’) of zaten in stilte bijeen. Het boek is een selectie uit een overstelpende hoeveelheid materiaal, geschreven rapporten, banden enz., bijeengehouden door het bizonder heldere commentaar van Dr. Rokeach.
Alle drie mannen waren opgesloten na aanvallen van gewelddadigheid. Hoewel ze tijdens het experiment geen vriendschap voor elkaar toonden en elkaars bestaan dikwijls nauwelijks schenen op te merken, ontstond er op den duur toch een soort onderlinge aanhankelijkheid: ze werden buiten de samenkomsten ook veel samen gezien en allen kozen ze, ondanks de bedreiging die vooral Leon sterk voelde, vrijwillig het voortzetten van de bijeenkomsten die in elk geval een doorbreking betekende van de eindeloze verveling van het leven in een gesticht.
Van de drie blijft Clyde het onduidelijkst. Hij was bij het begin van het onderzoek, juli 1959, 70 jaar, waarvan hij er
17 in een inrichting had doorgebracht. Hij was boer geweest, had vrouw en kinderen, was na een opeenvolging van ongelukken hevig aan de drank geraakt en had al zijn bezit verloren. Tijdens de bijeenkomsten zei Clyde het minst van de drie en meestal zakte hij na de opening van de vergadering door de voorzitter al gauw weg in een soort versuffing. Hij droomde van karrevrachten geld, hij was de bezitter van het gesticht, hij had de wereld gemaakt (‘I take all the credit. It takes a lot to rock my sanity. Why, there’s money coming from heaven and from the old country and from the sea of heaven’) en hij nam om zich tegen de aanval op zijn identiteit te verweren toevlucht tot het kinderlijkste verdedigingsmiddel: de ontkenning.
Joseph was 58 en had bijna 20 jaar in een inrichting doorge-bracht. Hij was zeer belezen en achtte zichzelf een groot schrijver. Ook hij had vrouw en kinderen. Zijn gedrag en uiterlijk waren van de drie het meest bizar. Boeken en tijdschriften gooide hij geregeld bij handen vol het raam uit (‘There isn’t a good line in the whole bunch’), en hij spoelde broden en handdoeken weg door de w.c. met de woorden: ‘Everything’s all right – the world is saved.’ Doorgaans droeg hij onder zijn blouse en in zijn zakken boeken, tijdschriften, brieven, lorgnetten, lange witte vodden die uit zijn zakken neerhingen, sigarettenvloeitjes, tabak, pennen en potloden, en naarmate de tijd verstreek werd zijn gedrag vreemder: dikwijls had hij drie paar sokken over elkaar aan zijn voeten, geel, roze, geel, en hij had een montuur van een damesbril, zonder glazen, op zijn neus, terwijl hij aan dit montuur ook nog een lorgnet had weten te bevestigen.
De ruzies speelden zich voornamelijk af tussen Joseph en Leon, die 38 jaar was, Pool van geboorte, streng katholiek opgevoed door een moeder die duidelijk aan godsdienstwaanzin leed. Hij was nooit getrouwd geweest. Hij was verweg de meest intelligente en gedroeg zich gewoonlijk uiterst vormelijk en beleefd. Hij was de enige die van het begin van de bijeenkomsten af begreep waarom de drie Christussen bijeen waren gebracht: ‘to agitate one against the other’ en hij toonde zich dan ook het meest vijandig tegenover Dr. Rokeach: ‘I understand that you would like us three gentlemen to be a melting pot pertaining to our morals, but as far as I’m
concerned I am myself, he is him, and he is him. Using one patient against another, trying to brainwash and also through the backseat driving of electronic voodooism. That has an implication of two against one, or one against two.’ Hij was 5 jaar in een inrichting geweest, had gewerkt als electricien en zijn taal was, behalve zeer bijbels, vol woorden ontleend aan de electrotechniek. Hij zei: ‘This is not a hospital in the true sense; it is noted for brainwashing.’ En: ‘I know what’s going on here. You’re using one patient against another, and this is warped psychology.’
De ruzies die na de eerste confrontatie ontstonden waren het hevigst. Een karakteristiek verslag van een vroege twist die onvermijdelijk groteske vormen aannam is het volgende:
‘You oughta worship me, I’ll tell you that!’ Clyde announced.
‘I will not worship you!’ Leon shouted. ‘You’re a creature! You better live your own life and wake up to the facts.’
‘I’m living my life,’ Clyde shouted back. ‘You don’t wake up! You can’t wake up!’
‘No two men are Jesus Christs,’ Joseph interjected.
‘You hear mechanical voices,’ Leon said.
‘You don’t get it right,’ Clyde shouted. ‘I don’t care what you call it. I hear natural voices. I hear to heaven. I hear all over.’
‘I’m going back to England,’ Joseph said.
‘Sir, if the good Lord wills only,’ Leon put in.
‘Good Lord! I’m the good Lord!’ Joseph exclaimed.
‘That’s your belief, sir,’ said Leon quietly.
Leon, die Dr. Rokeach ergens een ‘ongelooflijk gevoelig waarnemer van menselijk gedrag’ noemt, een ‘over-intellectualizer’, iemand die voortdurend met zijn gedachten bezig leek te zijn ‘compulsively trying to fit the pieces together in an internally consistent manner’, iemand voor wie het onverdragelijk was om niet op elke vraag een sluitend antwoord te hebben, vond dadelijk bij de eerste bijeenkomsten een subtielere oplossing voor het conflict waarvan Clyde het bestaan ontkende en dat Joseph gewoon weg wilde lachen. Leon was ‘Dr. Domino Dominorum et Rex Rexarum, Simplis Christia-
nus Pueris Mentalis Dokter’ en de anderen waren voor hem ‘hollowed-out instrumental gods’, hij weerde tegenspraak af met zijn beleefde ‘That’s your belief, sir’, hij deed niet mee aan het geschreeuw van Clyde en Joseph en toen hem een vraag werd gesteld antwoordde hij: ‘I stated my belief, sir, and we all disagreed accordingly.’ Tegenover Leons verfijnde intellectuele verweer tegen de dreiging stond zijn volstrekte hulpeloosheid toen Clyde hem, bij een van de vroege ruzies, sloeg. Hij kon alleen doodstil zitten, zijn handen gevouwen op zijn schoot, en zonder een poging te doen om zich te verdedigen. Daarentegen was zijn woede vaak aanleiding tot taaluitbarstingen die regelrecht uit Joyce of Becket lijken te komen.
Leons moeder leefde nog toen de bijeenkomsten begonnen, maar hij erkende haar niet meer: ‘She’s not my mother. I sincerely know from experience that she’s an old witch, a devil, a duper. She’s in with the arsenic and old lace gang.’ Hij zei: ‘A woman bore me; she consented to having me killed electronically while she was bearing me.’ Een van de meest trieste momenten in het boek is de beschrijving van een bezoek, het laatste, dat Leons moeder hem bracht. Hij weigerde om haar te ontmoeten. De vrouw droeg toen een lange zwarte jurk, ze had een enorme handtas bij zich, zwart, en propvol kralen van een rozenkrans, kruisbeelden en religieuze prenten. Toen ze wilde vertrekken zag ze Leon plotseling:
Her anguished expression suddenly changes to one of happy anticipation: he has changed his mind and is now coming to greet her. As Leon comes nearer, the two are, for a moment, face to face. But Leon, as if unseeing, passes her by. Her smile disappears; she utters a prolonged wail.
Sex en religie waren voor Leon onverbrekelijk verbonden, bidden en masturberen stonden aan elkaar gelijk. Hij maakte daarbij een subtiel onderscheid tussen masturberen en ‘trimming the candle’ waarbij zijn etymologisch vernuft aan dat van onze Lou-mannen doet denken:
Trimming, said Leon, is not masturbation because the
word masturbation means: disturbing the brain through abuse of the bodily mast: ‘mastdisturbation’. Positiveidealed trimming, on the other hand, does not disturb the brain – does not burn small organic high-voltage static holes in the brain, and this can be proven on a oscillograph.
Voor ‘Christmas’ heeft hij een dergelijke verklaring:
Christmas means the rebirth, regeneration. Some people have Christmas every day. The Christmas tree stands up and either the wife trims it or they trim it together with righteous-idealed sexual intercourse. Or the husband prays to God through his Christmas tree and trims his bodily Christmas tree. Christ-mast; the mast of Christ, the upstanding penis – that’s what it means to me.
Leon werd verteerd door schuldgevoelens. Hij was het grootste en tevens het meest minderwaardige wezen op aarde. ‘I am a bom genius among geniuses and I want to be a leader among men,’ zei hij, hij had de gave van ‘bilocation’ en ‘translocation’, hij kon wonderen verrichten, maar later, toen de spanningen te groot werden, veranderde hij zijn naam in: Dr. R(ighteous) I(dealed) Dung. Hij zei: ‘I consider myself a big pile of truthful shit, and I face the fact and admit it.’
Leons schuldgevoelens en zijn angst voor sex bleken uit kleine incidenten. Een vrouwelijke patient vroeg hem om vuur en hield zijn hand vast omdat hij beefde. ‘Please, madam, no suggestive touching with the hand,’ waarschuwde hij onpersoonlijk. Voortdurend was hij bezig om zich van een geschikte vrouw te voorzien. Eerst was het Dr. Blessed Virgin Mary of Nazareth, aanvankelijk zijn moeder, maar later, na zijn wederopstanding, ook zijn vrouw. Daarna trouwde hij ‘Madame Yeti Woman’, weer later vond hij de ideale oplossing: hij was nu bisexueel en zo kon hij trouwen met zichzelf. Toen een vrouwelijke assistent die Leon van goddelijke eigenschappen had voorzien hem eens vroeg waarom hij altijd zo boos keek, kwam hij tot de verbluffend heldere uitspraak over zijn situatie: ‘I know what I want, why I want it, what I’m getting out of it, which way I’m going, and
I want to keep is that way.’ Het experiment was toen bijna beëindigd.
Het spreekt vanzelf dat Leon, met zijn gevoeligheid en zijn starre behoefte aan een sluitend systeem, het meest te lijden had onder de druk van de confrontatie, een druk waaraan hij zich overigens steeds weer vrijwillig onderwierp: dwang werd er op de patienten niet uitgeoefend. In het verloop van het onderzoek onderging zijn gedrag fijne veranderingen en op een gegeven moment leek zijn toestand zelfs iets te verbeteren, vooral onder invloed van de brieven die hem namens zijn fictieve vrouw Madame Yeti Woman door de doctor werden toegestuurd. Er traden in zijn gedrag verschijnselen op die wezen op een groter bewustzijn van de buitenwereld, maar Leon doorzag dit even snel als Dr. Rokeach, brak de correspondentie abrupt af en nam onmiddellijk een vijandiger houding tegenover hem aan: kennelijk wilde hij niet genezen.
Dr. Rokeach betwijfelt of de naamsverandering die Leon op een uiterst listige manier geleidelijk bekend maakte aan de anderen een opgeven van de Christus-identiteit betekende. Eerder is het zo, dat Leon zijn identiteit verdedigde tegen aanvallen van buitenaf door de naam Dr. Dung aan te nemen die hem tot het laagst denkbare individu maakte en die hem in staat stelde om deel te blijven uitmaken van de groep.
Leon deed uitspraken waar niemand zich voor zou hoeven te schamen:
‘Modern art represents the suppressed desires that would get a person in trouble if he acted upon them.’
‘Santa Claus represents God on assistance.’
‘Hallucinations represent a subconscious desire to have someone to talk to, something to drink or eat, which puts whatever the person wants in front of him as a picture.’
‘This body is my home and I don’t want no gangsters in it.’
‘Parables go from higher level ideas to lower level expression so that a person with less education can understand.’
Sommige van deze inzichten zijn zoiets als Norman Mailer op zijn best. Eèn gave mist Leon volledig: inzicht in zichzelf.
Het boek laat zich lezen als een roman, d.w.z. je zou graag willen dat je van een roman evenveel over mensen leert als van deze studie. Het besef van de grondeloze grauwheid van het dagelijkse leven van deze mensen wordt ons vooral in het hoofdstuk ‘Days and Nights in Ypsilanti’ met de eenvoudigste middelen bij gebracht. Door het zeer nauwkeurige noteren van de conversaties komen de karakters tot leven: Leon en de goedmoedige Joseph die geen behoefte heeft aan een logisch opgebouwd stelsel, die nuchter is op zijn manier, die zal werken ‘for the purpose of becoming great in literature’, maar wiens angst voor mislukking zo groot is dat hij de meest ingewikkelde obstakels verzint wanneer men hem al het materiaal wil verschaffen dat voor schrijven nodig is, die eindeloze rapporten samenstelt over zijn kerkgang en over de bijeenkomsten waarvan er een het boek besluit:
I’ll see you in the next report.
So long, I feel much better, thank you.
Ook Joseph verrast soms door helderheid. Zo was hij bijv. niet alleen in staat om te zeggen wie Madame Bovary had geschreven, met het jaartal, maar ook om een correcte beschrijving te geven van de inhoud van het boek. Maar Joseph rondde zijn realistisch verslag weer af met de mededeling dat hij Madame Bovary had geschreven: ‘Flaubert stole it from me. He took it to France.’
Er zijn veel komische momenten. De mannen lagen in bed, een patient snurkte hevig. Een ander schreeuwde naar hem: ‘Jesus Christ! Quit that snoring.’ Waarop Clyde overeind kwam en antwoordde: ‘That wasn’t me who was snoring. It was him!’ En tijdens een bijeenkomst las Leon een stuk voor uit de Readers Digest dat ging over het kiezen van een nationale bloem. De Christussen maakten hun keuze: Leon koos de paardenbloem, Joseph en Clyde kozen allebei gras. Dan is er het verhaal van de ‘Flora and Fauna Commission’, een opdracht die de mannen krijgen tot het vervaardigen van een versierde wagen voor het jaarlijkse carnaval. De samenwerking leverde de grootst mogelijke moeilijkheden op. Toch brachten ze, na maanden van ingespannen werken, iets tot stand: op de dag van het carnaval reed als laatste van de lange kleurige optocht de wagen van de Christussen:
The last float in the parade is pushed by Leon and Joseph. It is a box-like affair, simpler and less colorful than the others, covered all the way around with brown paper. From a distance it is impossible to see Leon’s painstaking duplication of A building. But one can clearly discern the few leaves and branches which have been Scotch-taped onto it. The two members of the Flora and Fauna Commission smile as the crowd greets them with a round of applause.
Later volgde er een karakteristieke weigering van Leon om het gezamenlijke rapport mede te ondertekenen. Hij motiveerde zijn weigering als volgt:
… because of the negative style cosmic fancy writing of his, I do not care for negative cosmics of neg. moral conscious unconscious infusion into writing; or things, whether gases, liquids, solids, rational, instinctive.
In een voortreffelijk artikel (The New York Review of Books, vol. II, 9) heeft Stephen Marcus gewezen op de overeenkomst tussen de taal waarvan de patienten zich bedienen en die van een gedeelte van de moderne – en ook de oudere – letterkunde. Uit een citaat trekt hij de volgende conclusie: ‘But these statements do not actually make sense…’
Voor ons niet, of nog niet, moet men eraan toevoegen. In een volgend nummer (vol. II, 11) werd een brief opgenomen van een ontslagen patiente waarin zij reageert op wat Marcus zegt. ‘When a psychotic speaks,’ schrijft zij, ‘he speaks with absolute precision…’ De gestoorde haalt de woorden uit hun sociale verband, legt ze zijn eigen wil op en geeft ze een nieuwe betekenis. Hij gebruikt de taal om gedachtenlagen bijeen te brengen. Zij schrijft dat deze patienten dikwijls merkwaardig goed met elkaar kunnen praten. Zelf interpreteert zij de passage die Marcus als onbegrijpelijk aanhaalt, ze doet dit vanuit de ervaring van iemand die de taal zelf heeft gesproken. Het is duidelijk dat dit soort interpretatie in weinig opzichten verschilt van het werk waar veel moderne critici zich op toe leggen, en zij toont aan dat psychiaters eigenlijk een even groot inzicht in de taal zouden moeten hebben als mensen die zich met literaire teksten plegen te
bemoeien. Dat dit niet altijd het geval is laat zij zien aan de hand van een artikel uit Harpe’s magazine waarin een psychiater over geestesziekten schrijft. De auteur daarvan haalt aan wat een patient eens tegen hem zei: ‘I live behind a pane of glass.’ Ter conclusie schreef de man: ‘It is our job to smash that glass.’ De schrijfster interpreteert ‘pane’ als ‘pain’ en zegt dat het breken van het glas de patient het laatste beetje grond onder de voeten zou wegnemen. De associatie brengt ons in een wereld van schrijvers als Smollet en vooral Joyce die zijn associatieve neigingen tot het uiterste heeft gecultiveerd en van wie bekend is dat hij met zijn geestelijk gestoorde dochter gemakkelijk een gesprek kon voeren en haar gedachtensprongen kon volgen die voor ieder ander duister bleven.
De vergelijking van deze zg. geestelijk gestoorden met mensen die zich met schrijven bezig plegen te houden hoeft overigens niet te eindigen met het wijzen op overeenkomsten in taalgebruik. De taal van deze ‘gestoorden’ is indrukwekkend omdat ze fel is, intens, van elke cliché ontdaan en vol grillige onverwachte wendingen. Maar de onzekerheid van deze mensen ten opzichte van him identiteit is de schrijver ook niet geheel vreemd. Wat is schrijven anders dan een poging om zich te onttrekken aan een ongewenste afhankelijkheid, de eigen identiteit te omlijnen en te verdedigen tegenover de buitenwereld om te kunnen leven in wat de schrijfster van de brief ‘the happiness-centered house of cards held together by rationalization and self-deceit, in which the sane live’ noemt.
En wie schrijft kent tenslotte ook, voor een even kort moment, het genoegen de eigen stem in retrospect te horen, om te weten dat niet alles verloren is, een genoegen dat Leon op zijn eigen directe wijze uitdrukte na het beluisteren van een bandopname van een van de bijeenkomsten:
‘Excellent speech!’