[p. 188]
Winter
Door vermotregend land
naar armzalige dorpen wandelen
hand in hand
Ik had gedacht dat ik dat
soort verlatenheid met niemand
meer zou hoeven delen
Maar als ik haar vond nu
in het treurige gras of
in het geploegde land
wat zou ik doen
wat zou ik doen
Ik hoop dat ik haar weer op de mond
zou zoenen, haar lichaam toedekken
met mijn jas, haar ogen
sluiten, zo zacht dat
zij van dat alles
niet ontwaakte.
Rutger Kopland