[p. 317]
Vijf gedichten
D. Hillenius
Stilzitten aan zee
niets te zien
geen storm, geen vogels
geen schelpen van belang
de herinnering aan golven
hun verschrikkelijke rhythme
het stromen en afbreken en meeslepen
zand regent de haven dicht
[p. 318]
De schreeuw van pauwen
breekt de vangende wanden
van de nacht
open tot ruimten
van onontgonnen angsten
en verrukking
[p. 319]
Ik haat reizen, zei ze
terwijl ze de koffers pakte
vertrekken is gemener dan doodgaan
spelen met de hoop van terugkeer
houden van is houden, is vasthouden
wat niet mag veranderen
verbindingsdraden die langzaam groeien
is leven in het midden van een instrument
en elke trilling van de snaren lezen
een spin zonder web
is een radeloze wandelaar
[p. 320]
F
Hier zou ik blind geweest zijn
met vreemde oogjes
mijn kleine muzikaliteit
uitgelopen met knijpertjes, stukken kurk
op zelfgemaakte cither
Jij zou dat meisje zijn geweest
dat mij geleidde
met brede, witte tanden lachend
heel donker, zelfverzekerd
met kleine vlechtjes
[p. 321]
de storm is voorbij
het kleine dorp
dat korte tijd groter leefde
als een gloeiend schip
in kleurige zeeslagen
repareert de huizen
veegt de flarden en het puin
een stille morgen
begin van ouderworden
en bezinken