Holografie
N.N.
Hij was zo ongelooflijk dom dat je er moedeloos door werd, alle hoop liet varen en besloot om voor de rest van je leven in Dante te gaan zitten lezen (natuurlijk wel nadat je er eerst nog even Italiaans voor zou hebben geleerd). Zo ongelooflijk dom was hij dat allen die kennis met hem maakten zijn domheid al bij de eerste oogopslag, het eerste gebaar, het eerste woord ontdekten, zodat daar bij niemand ter wereld, of hij zou het zelf moeten zijn, twijfel over kon ontstaan. Dat wil dus zeggen dat hij wel degelijk het vermogen bezat zijn domheid kenbaar te maken, aan de hele mensheid zelfs, met uitzondering dan van hemzelf, wat toch eigenlijk een gave was en in zijn geval zelfs één die je domweg geniaal en dus allerminst dom kon noemen. En daardoor ontstond in de mensen die kennis met hem maakten en zijn ongelooflijke domheid al bij de eerste oogopslag, het eerste gebaar, het eerste woord ontdekten, niet alleen moedeloosheid en hopeloosheid maar ook verwondering, wat een zeer positieve reaktie is die iemand er juist van kan afhouden om voor de rest van zijn leven in Dante te gaan zitten lezen. Want je hoeft aan verwondering maar een heel kleine draai te geven (en het ligt in de aard van de mens en van zijn verwondering besloten dat die draai er ook werkelijk aan gegeven wordt) om uit verwondering nieuwsgierigheid te laten ontstaan, in dit geval nieuwsgierigheid niet slechts naar de omvang van zijn domheid maar vooral ook één die cirkelde om de vraag hoe het mogelijk was dat iemand, die zo dom was, zijn domheid op zo’n domweg geniale en dus allerminst domme wijze kenbaar kon maken. Zodat je, nadat je moedeloos was geworden, alle hoop had laten varen en al besloten had om voor de rest van je leven in Dante te gaan zitten lezen, opnieuw moed schepte, de hoop weer opvatte en dankzij je verwondering en nieuwsgierigheid er voorlopig niet aan dacht om voor de rest van je leven in Dante te gaan zitten lezen.
Hoewel de nieuwsgierigheid naar de omvang van zijn domheid nog wel bevredigd zou kunnen worden, althans in theorie want in de praktijk zou daarvoor
een onderzoek nodig zijn waaraan hij zelf zou moeten meewerken, wat onvoorstelbaar was omdat men er door zijn domheid nooit in zou slagen hem duidelijk te maken wat er van hem werd verlangd, terwijl zijn medewerking, indien men er al in zou slagen het hem duidelijk te maken, waarin men in werkelijkheid dus nooit zou slagen, door zijn ongelooflijke domheid al even onvoorstelbaar was, nog afgezien van alle andere moeilijkheden waarvoor men bij zo’n onderzoek zou komen te staan en waarvan de grootste al meteen gelegen was in de omvang van een domheid waarvan men de omvang zou willen vaststellen, wat erop zou neerkomen dat de domheid haar eigen omvang, en dus zichzelf, zou moeten aantonen, niet in het binnenste van de mensen die deze ongelooflijke domheid al bij de eerste oogopslag, het eerste gebaar, het eerste woord ontdekten, maar door een methode waardoor de wetenschappelijke objectiviteit zou worden gewaarborgd – hoewel dus, herhaal ik, de nieuwsgierigheid naar de omvang van zijn domheid in theorie nog wel bevredigd zou kunnen worden, bleef de nieuwsgierigheid naar een antwoord op de vraag hoe het mogelijk was dat iemand, die zo dom was, zijn domheid op zo’n domweg geniale en dus allerminst domme wijze kenbaar kon maken, zowel in theorie als in de praktijk tot vruchteloosheid gedoemd door de onoplosbare tegenspraak die in die vraag en in terugslag daarop ook in de nieuwsgierigheid naar een antwoord op die vraag was besloten, zodat het besluit om voor de rest van je leven in Dante te gaan zitten lezen dat reeds, op misschien al te lichtzinnige gronden, was herroepen, opnieuw in overweging moest worden genomen.
Doordat ik jarenlang in zijn gezelschap verkeerde, om redenen die hier niet ter zake zijn, kon ik mij er met mijn eigen ogen van overtuigen dat de overgang van moedeloosheid naar hopeloosheid, van hopeloosheid naar verwondering en van verwondering naar nieuwsgierigheid, door de draai aan verwondering waardoor uit verwondering nieuwsgierigheid ontstaat, zonder voorbehoud plaatsvond bij allen die kennis met hem maakten en al bij de eerste oogopslag, het eerste gebaar, het eerste woord zijn ongelooflijke domheid ontdekten, er moedeloos door werden, alle hoop lieten varen maar dan door hun verwondering nieuwsgierig werden naar de omvang van zijn domheid en naar een antwoord op de vraag hoe het mogelijk was dat iemand, die zo dom was, zijn domheid op zo’n domweg geniale en dus allerminst domme wijze kenbaar kon maken, zodat zij daarin een uitweg zagen en opnieuw moed schepten, de hoop weer opvatten en, gesterkt door verwondering en gedreven door nieuwsgierigheid, het besluit om voor de rest van hun leven in Dante te gaan zitten lezen herriepen, dwz. er niet niet aan dachten om voor de rest van hun leven in Dante te gaan zitten lezen. De meeste bezoekers lieten het daarbij en gelukkig maar, want wat zou de wereld moeten beginnen met al die mensen die, moedeloos geworden door de aanblik van een ongelooflijke domheid, het uit hopeloosheid geboren
besluit zouden nemen om voor de rest van hun leven in Dante te gaan zitten lezen?
Wanneer zich bij nieuwe bezoekers gedurende de eerste ogenblikken na de kennismaking de overgang van moedeloosheid naar hopeloosheid, van hopeloosheid naar verwondering en van verwondering naar nieuwsgierigheid voltrok en zich op hun gezichten weerspiegelde, zodat het voor mij een sport werd die weerspiegelingen niet alleen te herkennen maar ook te voorspellen, dan ontstond in mij, doordat de voorspellingen altijd uitkwamen en zich nooit eens iemand aandiende bij wie zich de opeenvolging van moedeloosheid, hopeloosheid, verwondering en nieuwsgierigheid niet herhaalde, een andere moedeloosheid, veel ernstiger nog dan de moedeloosheid die door de aanblik van zijn ongelooflijke domheid werd opgewekt, een moedeloosheid waaruit geen uitweg mogelijk was, ook niet de schijnbare over verwondering en, dankzij de reeds genoemde draai aan verwondering, nieuwsgierigheid waardoor, omdat die uitweg schijnbaar was, in werkelijkheid niets gewonnen werd, behalve dan dat het besluit herroepen was, op wel degelijk lichtzinnige gronden, om voor de rest van je leven in Dante te gaan zitten lezen, bij welk besluit de meeste bezoekers het eenvoudig, en gelukkig maar, lieten. Maar aangezien deze nieuwe moedeloosheid tot een eveneens nog veel ernstiger hopeloosheid leidde dan de hopeloosheid waardoor ik reeds eerder was overvallen, besloot ik nu ten tweede male, met verdubbelde kracht en met de moed der wanhoop, om voor de rest van mijn leven in Dante te gaan zitten lezen (natuurlijk wel nadat ik er eerst nog even Italiaans voor zou hebben geleerd).
Ik heb reeds laten doorschemeren dat de meeste bezoekers zich niet de onbegrensde draagwijdte van de onoplosbare tegenspraak bewust werden die gelegen was in hun nieuwsgierigheid naar de omvang van zijn domheid en naar een antwoord op de vraag hoe het mogelijk was dat iemand, die zo dom was, zijn domheid op zo’n domweg geniale en dus allerminst domme wijze kenbaar kon maken. Ik wil mij er niet op beroemen dat ik zelf wel een duidelijk besef zowel van deze tegenspraak als van de draagwijdte ervan bezat, voorzover je van duidelijkheid kunt spreken in geval van een tegenspraak die zich door het wezen der tegenspraak aan alle duidelijkheid onttrok. Maar doordat ik jarenlang in zijn gezelschap verkeerde, om redenen die hier niet ter zake zijn, en ik mij er met mijn eigen ogen van kon overtuigen dat de overgang van moedeloosheid naar hopeloosheid, van hopeloosheid naar verwondering en van verwondering naar nieuwsgierigheid zonder voorbehoud plaatsvond bij allen die kennis met hem maakten, waarbij zich nooit eens iemand aandiende bij wie zich de opeenvolging van moedeloosheid, hopeloosheid, verwondering en nieuwsgierigheid niet herhaalde, zodat de reeks van mijn voorspellingen, die
zich geleidelijk tot een onweerlegbare wet ontwikkelde, eindelijk zou worden verbroken, naar welke verbreking ik hoe langer hoe vuriger begon uit te zien en te verlangen omdat voor mij alleen daardoor, zij het misschien op uiterst subjectieve en dus lichtzinnige gronden, de mogelijkheid zou zijn geschapen een uitweg te vinden uit wat niet eens een doolhof genoemd kon worden maar eerder een lange rechte aan weerszijden ommuurde gang, die in zekere zin net zo goed een doolhof genoemd kon worden, met aan het eind ervan het onherroepelijke besluit om voor de rest van mijn leven in Dante te gaan zitten lezen, daardoor en om al die redenen kon deze onoplosbare tegenspraak en de onbegrensde draagwijdte ervan mij niet alleen niet ontgaan, maar drong zij zich hoe langer hoe duidelijker en door het wezen der tegenspraak tegelijk hoe langer hoe onduidelijker aan mij op, zodat zich in mijn waarneming van de vage, om zo te zeggen zwevende aanwezigheid van deze tegenspraak bij anderen en de gedachten die ik erover ontwikkelde een scheiding voltrok tussen de duidelijkheid van wat ik bij anderen, hoe vaag en zwevend ook, waarnam en wat als waarneming in zichzelf en in mijn besef ervan was begrensd, én de onduidelijkheid die zich van mijn gedachten meester maakte zodra ik de onbegrensde draagwijdte van deze onoplosbare tegenspraak probeerde uit te denken, waarbij zich niet slechts de grote levensvragen opwierpen, zoals die naar de zin van het bestaan, of naar de causaliteit van wat zich sinds het begin van de wereld heeft afgespeeld, gesteld dat de wereld een begin heeft gehad, maar ook zulke nietige problemen als de vraag, die nauwelijks een vraag was maar eerder het ontwijken ervan, of ik nu eindelijk op zou staan om beneden de asbak te gaan halen, nadat ik boven, bij gebrek aan asbak, de as van talloze sigaretten in lucifersdoosjes had gedeponeerd die ik daarvoor eerst had moeten legen, of op kleine onbruikbare stukjes papier getikt die ik uit zuinigheid van grote gedeeltelijk nog bruikbare vellen had gescheurd, met het troosteloze resultaat dat mijn werktafel een grote smeerboel was geworden, zonder dat ik uit die smeerboel of uit wat dan ook het besluit zou kunnen afleiden om niet, of als men wil ook wel, voor de rest van mijn leven in Dante te gaan zitten lezen.
Vergeleken bij mijn eerste moedeloosheid (omdat zich bij mij een derde moedeloosheid begon af te tekenen was ik genoodzaakt mijn moedeloosheden, evenals trouwens mijn hopeloosheden, verwonderingen en nieuwsgierigheden te nummeren) was mijn tweede moedeloosheid in zoverre positief, dwz. vrij van elke tegenspraak, dat zij mij tot het nu wel onherroepelijke besluit had gebracht om voor de rest van mijn leven in Dante te gaan zitten lezen, zonder dat mij door verwondering of nieuwsgierigheid, zoals bij mijn eerste moedeloosheid, de uitweg, hoe schijnbaar ook, was geboden waardoor bezoekers, die niet zoals ik jarenlang in zijn gezelschap hadden verkeerd, hun
besluit op lichtzinnige gronden hadden herroepen en het daarbij eenvoudig, en gelukkig maar lieten. Natuurlijk was ik ook nu wel verwonderd, maar het was de smartelijke verwondering over de hopeloosheid waarin ik was geraakt. En ook nu veranderde mijn verwondering wel in nieuwsgierigheid, maar mijn nieuwsgierigheid ging niet uit, kon niet uitgaan, naar vragen waarop in theorie, hoewel niet in de praktijk, een antwoord gegeven kon worden, of waarop een antwoord, zowel in theorie als in de praktijk, onmogelijk was door de onoplosbare tegenspraak die in die vraag en in terugslag daarop ook in de nieuwsgierigheid naar een antwoord op die vraag gelegen was. Ik was nieuwsgierig zonder te weten waarnaar, of het zou moeten zijn naar mijn nieuwsgierigheid zelf, waarin een onoplosbare tegenspraak was gelegen, omdat nieuwsgierigheid door de aard der nieuwsgierigheid naar een doel buiten zichzelf moet uitgaan. En hier op dit punt, verwonderd over de tweede hopeloosheid waarin ik was geraakt, en nieuwsgierig naar mijn tweede nieuwsgierigheid zelf, waarin een zich in zichzelf en in het oneindige uitbreidende tegenspraak was gelegen, werd ik door een derde moedeloosheid overvallen, gevolgd door een derde hopeloosheid, waardoor mij de lust tot een derde verwondering en een derde nieuwsgierigheid verging en waardoor zowel mijn denkkracht als mijn levenskracht volledig dreigden te worden uitgeput en vernietigd, zodat, zoals u begrijpen zult, het onherroepelijke besluit om voor de rest van mijn leven in Dante te gaan zitten lezen, opnieuw genomen nadat ik het eerst op lichtzinnige gronden had herroepen, uit zelfbehoud, dwz. op weliswaar subjectieve maar in zekere zin allerminst lichtzinnige gronden, zonder voorbehoud moest worden herroepen, aangezien het lezen van Dante mij door de vernietiging van mijn denk- en levenskracht onmogelijk zou zijn gemaakt.
In deze nieuwe situatie werd ik, evenals mijn nieuwsgierigheid, zou men kunnen zeggen, op mijzelf teruggeworpen, over welke in zichzelf misschien onoplosbare maar algemeen menselijke tegenspraak ik hier niet verder zal uitweiden. De nieuwsgierige lezer verwijs ik met zijn moedeloosheid naar een bibliotheek van dikke boeken waarin voor deze tegenspraak troostrijke oplossingen zijn gevonden. Voor de lectuur van deze boeken is niet zozeer beheersing van het Italiaans als wel van het Duits en Frans noodzakelijk, benevens het vermogen om enigszins ingewikkelde bewijsvoeringen te volgen, waardoor men zich niet hoeft te laten ontmoedigen omdat de oplossingen zo troostrijk zijn. Ik werd dus op mijzelf teruggeworpen, dwz. het stond mij vrij, of eigenlijk stond het mij niet vrij omdat mij, uit zelfbehoud, geen andere keus overbleef, al of niet te besluiten om voor de rest van mijn leven in Dante te gaan zitten lezen. Ik besloot om niet voor de rest van mijn leven in Dante te gaan zitten lezen en wel op uiterst lichtzinnige gronden, nl. omdat ik er geen zin in
had. Tegelijk besloot ik, omdat ik mij nu ook daarin vrij voelde, mij te onttrekken aan het gezelschap van onze domoor waarin ik, om redenen die hier niet ter zake zijn, zolang had verkeerd. (Het woord domoor is, zoals intelligente lezers allang begrepen hebben, te zwak uitgedrukt, tezeer verbonden met huiselijke voorstellingen die wij van een domoor hebben als van iemand die niet in staat is de wet van Gay Lussac op te zeggen wanneer wij, door nieuwsgieriheid gedreven, hem daarom vragen.) Ik herinner mij nog heel goed de dag waarop ik deze beide besluiten nam, besluiten die ongetwijfeld op lichtzinnige gronden werden genomen maar die, naar later bleek en zoals ik door mijn verdere levensloop heb bewezen, wel degelijk onherroepelijk waren. Voor het laatst was ik die avond getuige van de komst van bezoekers die, aangelokt door zijn ongelooflijke domheid, waarvan de roep zich tot ver buiten de grenzen van ons schrandere vaderlandje had verbreid, kennis met hem wilden maken en nu ook bij de eerste oogopslag, het eerste gebaar, het eerste woord zijn ongelooflijke domheid ontdekten. Ik herkende, nadat ik die eerst uit macht der gewoonte had voorspeld, op hun gezichten de weerspiegeling van moedeloosheid, hopeloosheid, verwondering en nieuwsgierigheid en de vage, om zo te zeggen zwevende aanwezigheid van de door mij reeds eerder geschetste onoplosbare tegenspraak, waardoor ook deze bezoekers hun besluit om voor de rest van hun leven in Dante te gaan zitten lezen, dat ik ze intuitief zag nemen, op lichtzinnige gronden herriepen en het daarbij eenvoudig, en gelukkig maar, lieten. Ik werd door een groot geluksgevoel overweldigd, waarvan de oorzaak niet alleen in mijn herwonnen vrijheid was gelegen, maar ook in een besef van saamhorigheid met al die mensen die, moedeloos, hopeloos, verwonderd en nieuwsgierig, maar allen op lichtzinnige gronden, het besluit om voor de rest van hun leven in Dante te gaan zitten lezen, herriepen, hadden herroepen of nog zouden herroepen en het daarbij, en gelukkig maar, lieten, hadden gelaten of nog zouden laten. Want wat zou de wereld moeten beginnen met al die mensen, en met mij, die moedeloos geworden door de aanblik van een ongelooflijke domheid, het uit hopeloosheid geboren besluit namen, hadden genomen of nog zouden nemen om voor de rest van hun leven in Dante te gaan zitten lezen?
Maar wat heeft u dan wel gedaan? zult u vragen. Het antwoord daarop moet kort zijn, omdat het anders lang zou moeten zijn. Ik heb besluiten genomen en andere herroepen, op uiterst lichtzinnige gronden, nl. omdat ik er zin of geen zin in had, met vreugde en spijt, in wanhoop en geluk, uit zelfbehoud of uit zelfverachting, om het even, vaak ook besluiten waarin een onoplosbare tegenspraak was gelegen maar waarvan ik, omdat ik leergeld had betaald, niet probeerde de onbegrensde draagwijdte uit te denken zodat ik er, en dat is de enige troost die ik u kan geven, hoe langer hoe minder nieuwsgierig naar werd. Ik
heb ook in Dante zitten lezen, of om eerlijk te zijn: zitten bladeren, met een glimlach, alsof ik een oude bekende terugzag, waarin in zekere zin een tegenspraak is gelegen. Ik heb het bijlange na niet mijn hele leven gedaan. Maar natuurlijk wel nadat ik er eerst nog even Italiaans voor had geleerd.