[p. 364]
Strandwandeling
tumult van de zee… monsterlijk…
‘gister nog zei ik haar…’
(hij denkt aan haar al te gespierde
kuiten, zou haar op slag willen ruilen
voor een Chinese die niet zou verstaan wat hij zei
– toch zouden zij met elkaar praten
en onbegrijpelijk lachen: naaktheid)
Het stuift en alleen de nabijheid der zee
bedwingt deze vuurgloed die niet ontvlamt
maar toch brandt.
monsterlijk?… tanden
die door de honger wit zijn gebleven…
Adriaan Morriën