[p. 448]
Twee gedichten
Shrinivāsi
Terugkomst
De zon schreit,
de bomen staan verkeerd,
de palm hijgt
met uitgestrekte armen.
Hout werd steen en glas,
de ruiten leegten
in de wind,
de dood.
Elk blad
krijt van angst.
Tegen de dijk
bonst de zee haar aangezicht.
De steiger
is vermolmd tot mest.
Kinderen lopen
met vertroebelde ogen,
tenen verkromd in leer.
Ten groet kwijlen de ossen,
kwijlen de ossen.
Het hart draait hier
op zeventien stenen.
Lotossen staan in bloed.
De troost is een moordenaar.
[p. 449]
Het elfde gebod
Aan U de eer
sektie te verrichten
op dit land.
Te ploegen
zijn onduldbaarheid.
De wortels van zijn toekomst
te bemesten.
Te eggen
zijn opstandigheid.
De dammen
om zijn lijf te slaan.
Het in kultuur
te brengen.