R.P. Meijer
Tussen twee talen
Over het proza van Vroman
Tweetaligheid, of wat daarvoor doorgaat, is een heel probleem. Voordat het zich bij ons in huis begon voor te doen, hebben we ons er wetenschappelijk op voorbereid en dikke en dunne boeken gelezen van geleerde veel-, alles- en betweters. Na afloop voelden we ons aardig ingelicht over wat er allemaal met Canadezen kon gebeuren en met Elzassers, met Friezen in Friesland en Noren in Amerika en met ongelukkigen op de grens van drie of vier landen. Sommige van die schrijvers wonden er geen doekjes om. Ze waarschuwden ernstig tegen onbezonnen handelingen en wezen erop dat er bij polyglotten nog wel eens afasie wilde optreden. De meesten echter waren tamelijk optimistisch al spraken ze elkaar vaak tegen. De grootst gemene optimistische deler was dat de ene persoon zich onder alle omstandigheden van een en dezelfde taal moest bedienen als hij het slachtoffer toesprak. Zo moest oma van moederskant altijd Engels tegen haar kleinkind praten en nooit een woord Nederlands, terwijl oma van vaderskant precies het tegenovergestelde moest doen. De opa’s zouden zich dan bij het Frans en het Chinees moeten houden zonder daar ooit één enkele keer van af te wijken. Op deze manier zou een kind op volkomen natuurlijke wijze voorzien kunnen worden van een flink aantal talen waarin het zich geheel thuis zou voelen. Als je het anders deed, zou er verwarring ontstaan en onzekerheid. Iedereen doet het anders en kijk maar eens wat een onzekerheid en verwarring er in de wereld heerst. Slechts één gezin heb ik meegemaakt dat het volgens de boekjes deed en met vijf talen tegelijk opereerde. Er waren twee kinderen: het oudste ontvluchtte het huis toen het nauwelijks op eigen benen kon staan, het andere deed op zijn zestigste nog geen mond open.
Vromans wereld is pas later een tweetalige geworden. Hij moet net dertig geweest zijn toen de tweede taal als een man op hem afkwam. De gevaren die voor toekomstige meertalige kindertjes op de loer liggen, hebben op hem dus geen vat gehad. In zijn eerste prozawerk, Tineke, en de eerste stukken van De Adem van Mars is dan ook nergens sprake van enige taalkundige botsing. In Schildpadden in New York zie je hem voor het eerst in een vreemdtalige omgeving. Hij loopt op Broadway langs een bak met schildpadden en zet er een die op zijn rug gevallen was weer overeind. De man van de schildpadden zegt dat hij hem wel even in zal pakken en dat hij vijfenveertig cent kost. Voor veertig cent smeert hij hem ook nog een zakje vitaminenrijk schildpaddenvoedsel aan. ‘Alles in het Amerikaans natuurlijk,’ zegt Vroman er een paar maal bij. Uit dat natuurlijk kun je natuurlijk al aflezen hoe onnatuurlijk hem dat aandoet. Hij hoort alles nog met de oren van een ééntalige Hollander.
Later gebeuren er andere dingen. In het stuk Tussen twee talen, ook uit De Adem van Mars, geeft hij een verslag van een partijtje met ‘nieuwe en oude Hollanders, nieuwe en oude Amerikanen’. Hij praat met een meisje dat al jaren in Amerika woont en haar Nederlands aan het kwijtraken is. Het gesprek gaat stroef en loopt vast. ‘Holland was zo, Holland was zo, nou ja.’ zei ze. Er zit geen muziek in en de verteller denkt dat het aan haar gebrekkig geworden Nederlands ligt. ‘Misschien spreekt u liever Engels?’, zei ik. ‘Nou wel graag ja, if you don’t mind’, zei ze een beetje opgelucht.’ Ze gaat dan in het Engels verder, waar ze trouwens ook geen held in is, en als ze is uitgesproken blijft de verteller ook in het Engels doorgaan:
‘She seemed to observe me for without looking at her I could see the pale pink disk of light from her face fully turned towards me. Much as I usually enjoyed consuming this sensation of somebody noticing me, I did not indulge this time. Instead, I looked across the room at my wife, Tineke, die aandachtig zat te luisteren, met haar zachte wang wat omhoog gekneed in haar vriendelijke hand, haar elleboog op haar knie, door niets dan haar tederheid verradend dat ze met mij getrouwd was. Zij moest
toch het meeste Nederlands zijn van ons allen, ze stak in een Nederlandse jurk, in haar beursje zaten nog twee centen en een dubbeltje en ze dorst nog niet zonder mij telefoneren.’
De overgang van het Engels naar het Nederlands in dit citaat is merkwaardig en suggereert dat de vreemde taal al zo ver naar voren opgerukt is dat de spreker zich nauwelijks meer bewust is welke taal hij spreekt. Ongemerkt glijdt hij van de ene taal in de andere. Ongemerkt, maar niet zonder aanleiding, en de aanleiding is Tineke. De filologen hebben een woord voor dit verschijnsel en noemen het ‘triggering’. Een spreker is bezig iets in de ene taal te vertellen en gebruikt dan om de een of andere reden ineens een woord uit een andere taal en ‘triggers’ op die manier de tweede taal. In een omgeving die op de grens van twee talen ligt, gebeurt zoiets om de haverklap en vaak zonder dat de spreker het zelf merkt. Het trigger-woord fungeert als een wissel die hem van het ene spoor overzet op het andere. Dat Tineke zo’n wissel is, zal voor de lezers van Vroman geen verrassing zijn.
Langzamerhand begint het Engels zijn werk verder binnen te dringen. De eerste Brief uit Brooklyn, in De Gids van 1963, staat vol met letterlijke vertalingen uit het Engels waaruit verbazing spreekt over het anders-zijn van de andere taal. Iemand beschrijft daar zijn auto als ‘de beste parende auto in de parende zaak, geen enkel door God verdoemd onderdeel hoeft ooit door een parende repareerman vervangen te worden, zo’n soort auto is het, niet een uit drek vervaardigd dat met paarde-uitwerpselen bij elkaar wordt gehouden’. Later maken die gekke vertalingen plaats voor een rondhotsen door twee talen tegelijk, iets waar elke tweetalige in spe ook wel aan mee heeft gedaan. In Het Carnarium levert het vuurwerk van Independence Day de volgende dialoog op: ‘Die firecrackers en cherrybombs willen mij om de bocht drijven als ik thuisblijft’. ‘Mij drijven ze ook nootjes en maken mijn hoofd spinnen’. ‘Ik kan ze niet staan, I have so the land on them’. Dat is ook een soort ‘triggering’, maar dan van een andere orde. De vreemde woorden firecrackers en cherrybombs zijn signalen die aankondigen dat de vreemde taal weer in aantocht is en als reactie op
die signalen gaat de verteller over op een Nederlands dat het dreigende Amerikaans bezweert door het te vertalen, met komische apekool als gevolg. Vreemdetaalbewoners die nog een beetje weten wat ze doen en wat er met hen aan de hand is, zijn vaak hartstochtelijke beoefenaren van deze opzettelijke verwarring.
Voor Vroman, die niet alleen tussen twee talen leeft, maar ook tussen proza en poëzie, en tussen essay en verhaal, is het van de ene taal in de andere kunnen lopen een uitbreiding van het grote menggebied dat de literatuur voor hem is. Een gedicht kan bij hem plotseling in proza overgaan en dan weer terugschakelen naar maat en rijm: ‘Want ik denk vaak in rijm als ik loop, en dan nog romantisch ook.’ Maar ook wel als hij niet loopt, want een paar bladzijden verder in Het Carnarium staat al een veel langer stuk rijm: ‘Weten waarom we kunnen huilen als de zon mooi ondergaat; zijn er golven in de hersens waar de liefde uit ontstaat? Leven in ons hoofd patronen waarlangs losse elektronen stromen die geluk beschrijven zonder iets van onze lijven, zonder antwoord van de magen en de liezen terug te vragen, zonder ons te laten kiezen?’ En dat allemaal terwijl hij zit.
Waarom doet Vroman dergelijke dingen? Waarom mengt hij alles door elkaar? Is het speelsheid, grappigheid, kluchtige afwisseling? Of zit er meer achter? Het effect van dat overgaan op een ander genre of een andere taal is dat het lezen erdoor vertraagd wordt. Je kunt even je ogen niet geloven en je denkt: hé, dat doe je toch niet in proza, of dat zeg je toch niet in het Nederlands, en je gaat terug om te kijken waar het begon en hoe ver het doorgaat, met als gevolg dat je zo’n stukje minstens twee keer leest. Het blijkt dan dat die rijmen altijd op een plek staan waar iets principieels gezegd wordt of waar het verhaal een beslissende draai krijgt, en dat die firecrackers en cherrybombs niet alleen als ‘trigger’ dienen voor die komische vertalingen uit het Engels, maar ook met nadruk de aandacht van de lezer bepalen bij een van de meest dramatische momenten in het boek, namelijk de dag van de moord op Dr. Leo Vroman door een slager met een beenmergnaald. Gesprekjes of flarden van gesprekjes worden wel eens
in het Engels weergegeven alleen om wat locale kleur bij te dragen, maar het is heel wat anders als Tineke in Het Carnarium overstuur raakt, wat niet zo gauw gebeurt, en dan emotioneel en zonder haar hoofd bij de taal te houden uitroept: ‘Sorry, sorry, ik ben sorry over de hele mess’, waar het mengsel van Engels en Nederlands de duidelijke functie krijgt van te laten zien hoe erg ze in de war is.
Het leven tussen twee talen heeft voordelen en nadelen. Dat zeiden die boeken waar ik het in het begin over had ook al. Je zou het zelfs als een ziekte kunnen zien: het bilinguaal. Vroman lijdt of leed daar in hevige mate aan. In Tussen twee talen schreef hij: ‘Er komt een onbeduidende gedacht op, twee talen snellen te hulp om haar uit te drukken, er ontstaat een gevecht en even later is er geen spoor meer te zien’. Maar evenals allerlei andere ziekten kan het bilinguaal de creativiteit een zetje geven, in de ene taal of in de andere of in allebei tegelijk, en Vroman, en wij dus ook, hebben er mooie vondsten aan te danken.