A. Alberts
Het leven en sterven van koning Macbeth
Verbeelding en waarheid
I
In de zomer van het jaar 1606 bracht Christiaan IV, koning van Denemarken en Noorwegen, een statiebezoek aan Engeland. Christiaan was toen nog geen dertig. Hij zou lang blijven leven om een betrekkelijke zegen te zijn voor zijn beide landen en dan vooral voor Denemarken, want Noorwegen lag voor Christiaan wat verder weg.
De betrekkelijkheid van de zegen kan als volgt worden verklaard: Christiaan had tijdens de eerste jaren van zijn regering geprobeerd een eind te maken aan de macht van de in zijn Rijksraad verenigde bevoorrechte standen, voornamelijk landeigenaren. Dat was hem niet gelukt en de Deense pachtboeren bleven arm en onderdanig.
Met meer succes heeft hij zijn best gedaan voor de handelaren en zeevarenden in zijn rijk door hen de kans te geven op goede contacten met omringende landen. Het is dan ook best mogelijk, dat hij in hun belang zijn bezoek aan Engeland bracht. Het kan bovendien een familiebezoek zijn geweest, want koning Jacobus, zijn gastheer, was tevens zijn aangetrouwde neef. Maar zekerheid omtrent een en ander bestaat niet.
Zekerheid heeft wel bestaan aangaande de verliefde aard van koning Christiaan. Het aantal van zijn gelukkige ogenblikken die men liaisons noemt, schijnt elke schatting te boven te gaan. Er dient hierbij wel rekening te worden gehouden met zijn lange levensduur. Hij is pas kort na zijn eenenzeventigste verjaardag gestorven.
Zij gastheer was ook al een dubbele koning, namelijk Jacobus VI van
Schotland en Jacobus I van Engeland. Net als Christiaan had hij een duidelijke voorliefde voor vrouwen, maar dan moesten het wel heksen zijn. Hij wist alles af van hun kwade pratijken en op het stuk van opsporen, vervolgen en terdoodbrengen van heksen was hij bepaald een autoriteit, getuige het door hem geschreven belangwekkende boek Daemonologie. Christiaan’s bezoek aan Engeland was voor een statiebezoek van vrij lange duur, ruim drie weken. Zijn gastheer heeft natuurlijk alles gedaan om zijn gast bezig te houden en hoogstwaarschijnlijk liet hij in zijn prachtige paleis Hampton Court, gelegen aan de Theems op een kilometer of twintig ten zuidwesten van het centrum van Londen, een voorstelling geven van een stuk van William Shakespeare. Hoogstwaarschijnlijk, want volgens sommigen bestaan er ten aanzien van Shakespeare en zijn werken maar weinig zekerheden.
Dat daargelaten wordt vrij algemeen aangenomen, dat op 7 augustus 1606 in een der zalen van Hampton Court de première is gegaan van Macbeth, de geschiedenis van de Schotse tiran en zijn medogenloze vrouw, die tezamen en in vereniging de goede oude koning Duncan lieten vermoorden om vervolgens zelf op de Schotse troon plaats te nemen. Ten einde zich als koning en koningin te handhaven, moesten Macbeth en Lady Macbeth gedurende de korte rest van hun leven nog een aantal moorden plegen. Tenslotte werd de usurpator verslagen door de zoons van Duncan. Macbeth sneuvelde, nadat Lady Macbeth, door wroeging verteerd, hem in de dood was voorgegaan.
Dat weten we allemaal en het is ook sedert jaar en dag bekend waar Shakespeare de stof voor dit drama heeft gevonden: in de kronieken van Engeland, Schotland en Ierland, geschreven door Rafael Holinshed.
Holinshed leefde en schreef in de zestiende eeuw en zijn werk was in Shakespeare’s tijd dus betrekkelijk nieuw. De eerste indruk dateert van 1577. De man was een uitstekend verteller die, om een goed verhaal te schrijven, een aantal onwaarschijnlijkheden niet uit de weg ging. Zo liet hij zijn geschiedenis van Schotland beginnen in het oude Griekenland, waar de stamvader een loszinnig leven leidde. Deze eerste Schot moest vervolgens de woede van zijn familie ontwijken door naar Egypte te vluchten. Hij kwam daar in contact met niemand minder dan Mozes. Hij kreeg ruzie
met deze dienaar Gods, moest Egypte weer verlaten, stichtte koninkrijken in Portugal en Spanje en ging tenslotte via Ierland naar Schotland. Van dat ogenblik af is er een Schotse geschiedenis.
Dit voorspel klinkt niet erg geloofwaardig. Holinshed schijnt de hem bekende legenden kritiekloos te hebben gevolgd. Bovendien deed hij nog iets anders: in zijn beschrijving van de gebeurtenissen tijdens later eeuwen heeft hij de rol van het regerende vorstenhuis, waartoe ook Jacobus behoorde, wat willen opsieren. De familienaam van dat huis was Steward of Stuart en volgens Holinshed was het een oud en deftig geslacht, waarvan de stamvader Banquo door Macbeth werd vermoord. Een geweldige schurk dus, die Macbeth. Niettemin was Holinshed’s beeld van Macbeth en diens vrouw een bidprentje, vergeleken met wat Shakespeare ervan heeft gemaakt. Shakespeare heeft – dat is bekend – niet alleen Holinshed’s verhaal over Macbeth gebruikt, maar ook nog de geschiedenis van een vroegere Schotse koning. Waarom? Zo te zien om twee redenen. Ten eerste wilde hij van de dood van koning Duncan een moord maken. En ten tweede vond hij het nodig om, ten pleziere van de heksenvervolgende koning Jacobus een extra verschijningsvorm van deze dames in zijn stuk een plaats te geven.
Nu eerst het verhaal van de moord op die eerdere Schotse koning. Holinshed heeft het ongeveer als volgt verteld.
II
In het jaar 968 sneuvelde de Schotse koning Indulph in een gevecht tegen Deense invallers. In onze eigen vaderlandse geschiedenis zou iets dergelijks ook hebben kunnen voorkomen onder de vermelding: graaf Dirk II van Holland moet zich verdedigen tegen een inval van de Noormannen. Koning Indulph werd opgevolgd door zijn neef Duf en de nieuwe koning bleek een rechtvaardig vorst te zijn. Hij liet de oudste zoon van zijn gesneuvelde oom verheffen tot prins van Cumberland en tot troonopvolger en hij vertrok vervolgens naar de eilanden langs de westkust, waar de bevolking werd bedreigd door rovers en plunderaars. Op al die eilanden liet hij de plaatselijke bestuurders bij zich roepen en hij beval hen,
op straffe van zijn ongenade, het land van deze plaag te bevrijden. Het bevel werd met voortvarendheid ten uitvoer gelegd. De boosdoeners kwamen aan de galg, maar aangezien de meesten onder hen tot adellijke families behoorden, was de stemming in die kringen niet bepaald gunstig voor koning Duf.
De koning ging terug naar het Schotse vasteland en daar overviel hem een ziekte. Een heel vreemde ziekte. Zonder aanwijsbare oorzaak werd hij steeds magerder en tenslotte was hij niet veel meer dan vel over been. Maar dat vel behield, wonderlijk genoeg, een frisse roze kleur.
Dit laatste verschijnsel gaf aanleiding tot geruchten als zou de koning niet normaal ziek zijn. Misschien zat de ontevreden adel er wel achter. En waarlijk, in het noorden van het land, in het graafschap Moray, brak een opstand uit.
In dat graafschap lag een stad, Forres geheten – ze ligt er nog – met een bijbehorend versterkt kasteel. De bevelhebber van het garnizoen, een zekere Donwald, was trouw aan de koning en hij vernam van zijn soldaten, dat de bevolking van Forres wel wist hoe koning Duf zo ziek kwam, namelijk door toverij en magische praktijken, uitgeoefend door een paar heksen, die in de stad woonden.
Nu had een van die heksen een dochter en die dochter was het liefje van een van de soldaten van het garnizoen. De dochter vertelde aan haar vriend de soldaat, dat haar moeder met een paar collega-heksen bezig was de koning langzaam te doden. Ze noemde zelfs het huis, waarin deze misdaad werd bedreven. De soldaat vertelde het aan zijn vrienden. Zijn vrienden vertelden het aan de commandant Donwald. Donwald liet een inval doen in het huis en inderdaad bleek, dat de heksen bezig waren een van roze was gekneed beeldje boven een vuur te houden en langzaam te laten smelten onder het opzeggen van toverspreuken. Het beeldje vertoonde een sprekende gelijkenis met koning Duf. De koning – dat was de bedoeling – zou door de kleur van het was tot aan het einde toe een gezonde roze kleur behouden.
De heksen werden meegenomen naar het kasteel en gefolterd. Uit hun bekentenissen bleek, dat zij dit allemaal deden op aanstichtng van de ontevreden adel van Moray. Die aanstichters ontkwamen al evenmin. Ze
werden gevangengenomen en met de heksen terdoodgebracht. Van dat ogenblik af was de koning weer gezond, zij het niet meer zo roze.
Nu bevonden zich onder de schuldigen een paar jonge lieden van goede huize, vrienden van de commandant Donwald. Donwald vroeg de koning hun leven te sparen, maar dit werd geweigerd. Van dat ogenblik af haatte Donwald de koning, maar hij wist dit meesterlijk te verbergen voor zijn omgeving.
Maar niet voor zijn vrouw, die hem bij voortduring bleef vragen, waarom hij zo somber was. Toen hij het haar vertelde, bezwoer zij haar man de ondankbare koning Duf te vermoorden, zodra hij weer eens – wat vaak gebeurde – bij hen te gast was.
De moord werd gepleegd, nagenoeg op de manier waarop Shakespeare koning Duncan door Macbeth laat vermoorden. Alleen wordt in het geval van koning Duf het lijk stilletjes begraven in een rivierbedding en dan geschiedt een wonder: de zon blijft weg zolang het lijk niet wordt gevonden.
Gek genoeg is dit wonder waarschijnlijk het meest historische element in dit verhaal. Het zou namelijk heel goed mogelijk zijn, dat omstreeks die tijd een in Schotland zichtbare zonsverduistering heeft plaatsgevonden. Hoe dan ook, het lijk kwam boven water en werd begraven. Donwald en lady Donwald kregen hun gerechte straf en Shakespeare gebruikte naderhand hun geschiedenis om van Macbeth en zijn vrouw een paar demonische figuren te maken. Maar Shakespeare heeft daarnaast Holinshed’s verhaal over de eigenlijke Macbeth gebruikt. Dat verhaal volgt nu.
III
In het jaar 1034 sneuvelde de Schotse koning Malcolm II in een gevecht tegen zijn opstandige adel. Dat was een van de gebruikelijke manieren voor zo’n koning om dood te gaan. Een ander was het vermoord worden door een neef, die zelf koning wilde worden.
Malcolm had geen neven en zelfs geen zonen, maar wel twee dochters. Een van beide heette Beatrice en ze was getrouwd met Crinan, abt van Dunkeld, een klooster, gelegen aan de Tay, een kilometer of twintig ten
noordwesten van Perth. In dit huwelijk stak overigens niets onfatsoenlijks of onkerkrechterlijks, want abt Crinan was geen geestelijke heer, maar een zeer invloedrijk lid van de Schotse adel. Crinan en Beatrivce hadden een zoon, die Duncan heette.
De andere dochter was ook getrouwd. Ze heette Doada en haar man was Sinel, thane van Glamis, dat wil zeggen iemand, die een bepaalde streek, in dit gevel Glamis, namens de koning in feitelijk bezit heeft. Ook uit dit huwelijk was een zoon geboren: Macbeth.
Macbeth is door Holinshed beschreven als een dapper mens, die waardig moest worden geacht voor het koningschap. Maar helaas was hij nogal hardvochtig in zijn optreden, dit in tegenstelling tot zijn neef Duncan, een bijzonder zachtaardig mens. Al te zachtaardig zelfs en de Schotten zouden liever hebben gezien, dat de kwaliteiten van de beide neven wat gelijkmatiger waren verdeeld.
De gesneuvelde grootvader had Duncan tot zijn opvolger aangewezen. Diens regering begon redelijk vredig, maar al gauw bleek, dat de nieuwe koning veel te slap was in het bestraffen van misdadigers. Dat laatste ondervond een van zijn bestuurders in de streek van Lochaber, in het noorden ter hoogte van Inverness. Deze bestuurder heette Banquo, een man die waarschijnlijk een grote minachting voor Duncan zal hebben gehad. En dat zou naderhand blijken. Er was in het noorden weer eens een grote opstand uitgebroken. De rebellie werd krachtdadig onderdrukt door Macbeth, in samenwerking met Banquo en toen ze samen na hun overwinning naar het hof reden om de slappe jonge koning wat meer doortastendheid bij te brengen, ontmoetten ze onderweg drie vrouwen, die hen de toekomst voorspelden.
Shakespeare heeft voor deze episode de tekst van Holinshed vrij nauwkeurig gevolgd. De vrouwen voorspelden Macbeth, dat hij koning zou worden. Daarop vroeg Banquo of ze hem helemaal niets gunden. Een van de vrouwen zei toen: ‘Ja, we beloven jou zelfs grotere voordelen. Want hij (Macbeth) zal weliswaar metterdaad regeren, maar zijn einde zal ellendig zijn. Hij zal ook geen nakomelingen hebben. Jij daarentegen zult niet metterdaad regeren, maar jouw nakomelingen zullen het Schotse rijk besturen via een lange reeks afstammelingen’.
De vrouwen verdwenen vervolgens. Bij Holinshed zijn ze bijzonder imposant ten tonele gevoerd als noodlotszusters of schikgodinnen, zoals ze bij ons meestal werden genoemd. Het waren in elk geval niet de tamelijk ordinaire heksen van Skakespeare: oude toverkollen, die de meest walgelijke ingrediënten in potten door elkaar roeren onder het uitspreken van orakeltaal en vervloekingen. Maar we weten nu waar Shakespeare dit tweede garnituur heeft gevonden, namelijk in Holinshed’s verhaal over koning Duf. En de grote dramaturg heeft dit, zoals gezegd, waarschijnlijk gedaan om koning Jacobus te plezieren.
Goed. Holinshed’s verhaal over Macbeth gaat verder. Macbeth hield zich in het begin tamelijk rustig en dat moet enkele jaren hebben geduurd, want in die tijd is Duncan getrouwd met de dochter van Siwart, graaf van Northumberland en er werden uit dat huwelijk twee kinderen geboren, Malcolm en Donald Bane.
Malcolm werd kroonprins en toen het eenmaal zover was, meende Macbeth niet meer langer te moeten wachten. ‘De woorden van de noodlotszusters’, aldus Holinshed, ‘moedigden hem ten zeerste aan; maar vooral zijn vrouw lag hem dag en nacht aan het hoofd te malen de zaak te ondernemen, aangezien zij zeer eerzuchtig was en in haar een onlesbaar verlangen brandde zich koningin te mogen noemen.’
Macbeth trad vervolgens in overleg met zijn vrienden, van wie Banquo de voornaamste was, en nadat zij hem steun hadden toegezegd, werd koning Duncan verslagen en gedood bij het plaatsje Envers, dat nu niet meer bestaat. Duncan kwam aan zijn einde in het zesde jaar van zijn regering, dat was dus in 1040.
Macbeth nam zijn plaats in en zijn regering schijnt heel voorspoedig te zijn geweest. Hij vaardigde een hele reeks zeer prijzenswaardige wetten uit, vooral ter bevoordeling van de kerk en haar dienaren. Maar hij begon ook te lijden onder een kwaad geweten, terwijl hij bovendien werd achtervolgd door de voorspelling van de noodlotszusters, die aan Banquo’s nageslacht de Schotse erfopvolging hadden toegedacht.
En op dat ogenblik aangekomen heeft Holinshed het blijkbaar nodig gevonden dit nageslacht van Banquo nog eens extra te vermelden. Hij laat Banquo vermoorden door Macbeth, maar diens zoon Fleance moest
natuurlijk ontsnappen om de voorspelling van de noodlotszusters te laten uitkomen. De jongen vluchtte naar Wales, wat helemaal niet onwaarschijnlijk klinkt, want er bestonden in die tijden goede verbindingen tussen Schotland, Ierland en Wales.
Als deze Fleance echt heeft bestaan, dan is het een onvoorzichtig jongmens geweest. In Wales verleidde hij de dochter van de koning en toen dat uitkwam, heeft die koning Fleance doodgeslagen en zijn dochter en haar pasgeboren kind het huis uitgejaagd. Dat kind is jaren later terechtgekomen in Schotland en het kreeg een hoge betrekking aan het hof van de toenmalige koning Malcolm III: het ambt van steward. In het zevende of achtste geslacht is het toenmalige hoofd van de familie, Walter Steward of Stuart, getrouwd met de dochter van koning Robert I en hun zoon is naderhand de volgende koning geworden. Geen al te beste, maar de voorspelling van de noodlotszusters was dan toch maar uitgekomen. Volgens Holinshed ging het daarna niet goed met Macbeth. Hij ging steeds maar het advies vragen van heksen, echte heksen dus. Op hun aandrang bouwde hij een mijl of tien ten noorden van Perth een sterk kasteel, Dunsinane en we weten via Shakespeare, dat hij daar, na nog een aantal moorden te hebben begaan, door een zekere Macduff is gedood.
IV
Dit is dus de tragedie van Macbeth, zoals Shakespeare die heeft geschreven op basis van twee niet erg geloofwaardige verhalen van de kroniekschrijver Holinshed. Macbeth en zijn vrouw staan nu in de historie onuitwisbaar genoteerd als schurkenpaar. Daar valt niet meer aan te ontkomen, want het genie heeft gesproken. En tegen zijn uitspraak kan geen beroep worden aagetekend. Omstreeks 1900 heeft de Franse schrijver Anatole France door een van zijn hoofdpersonen laten vragen: ‘Gelooft u, dat het uur van rechtsherstel ooit zal aanbreken voor Macbeth?
Voor Macbeth?
Voor Macbeth, zoon van Finleg, koning van Schotland. De legende en Shakespeare, twee geestelijke machten van de eerste orde, hebben van hem een misdadiger gemaakt’.
En onze landgenoot Burgersdijk heeft ook geweten, dat Holinshed’s kroniek geen aanspraak mocht maken op historiciteit. Niettemin meent deze Shakespearevertaler: ‘Men mag intussen den verdichters dankbaar zijn’. Zo is het. Het is allang geen nieuwtje meer, dat Macbeth geen misdadiger is geweest, maar toch moeten we Shakespeare dankbaar zijn voor diens portret van een dubbele schurk.
Deze dubbele vertekening heeft hoogstwaarschijnlijk plaatsgevonden ten pleziere van de Stuart-koning Jacobus I. Maar de enkele vertekening, die op naam van Holinshed kan worden gesteld, moet een andere oorzaak hebben gehad, want toen Holinshed zijn kronieken schreef, was Jacobus nog lang geen koning van Engeland. Waar heeft Holinshed zijn wijsheid vandaan?
Ook dat is lang bekend. Holinshed haalde zijn wijsheid uit de Schotse Geschiedenis van Hector Boece, geschreven omstreeks 1520 in het Latijn en een jaar of twintig later vertaald in het Engels. Hector Boece is een nog groter fantast geweest dan Holinshed. Zijn Macbeth is een tiran van jewelste. Maar waar haalde Boece zijn mosterd?
En ook dat is bekend. Voor zijn geschiedenis van Schotland heeft Boece geput, zoals dat heet, uit de Chronica Gentis Scotorum, dus de kroniek van de Schotse voorname lieden. Het boek staat ook bekend onder de titel Scotochronicon en het is geschreven door Johannes Fordanus, een priester, waarschijnlijk afkomstig uit de parochie Fordoun, gelegen in het midden van Schotland, dicht bij de Noordzee.
Ook in dit boek is Macbeth zonder meer een tiran en we zouden zo langzamerhand moeten aannemen, dat dit dan ook wel het geval zal zijn geweest. Maar als we beseffen in welke tijd Fordanus zijn oek heeft geschreven, dan ontstaat er weer twijfel.
Het boek is geschreven tussen de jaren 1384 en 1387 en het wordt nog altijd beschouwd als een ommisbare bron voor de geschiedenis van de drie eeuwen na het jaar 1100. Ten aanzien van de tijd daarvoor is het vertrouwen minder groot. En juist in die tijd daarvoor heeft Macbeth geleefd. Waarom heeft Fordanus alle kwade geruchten over Macbeth zonder meer geslikt? Een nogal voor de hand liggende verklaring is de volgende: Toen Fordanus schreef, regeerde over Schotland koning Robert II. En
deze Robert was de eerste koning uit het huis-Stuart en bovendien volgens de legende de nazaat van de door Macbeth vermoorde Banquo. Dus, heeft Fordanus vermoedelijk gedacht, naar de hel met Macbeth. Laten we voor Fordanus hopen, dat hij te goeder trouw is geweest. Maar dan heeft hij de door tijdgenoten van Macbeth geschreven kronieken niet geraadpleegd.
De voornaamste kroniekschrijvers, die in de eeuw van Macbeth hebben geleefd en over hem hebben geschreven, zijn:
Tighernach, een in 1088 gestorven Ier;
Marianus Scottus, een Schot, die leefde van 1028 tot 1082/3;
Florence van Worcester, een in 1118 gestorven Engelsman;
De schrijvers van de Annalen van Durham, een kroniek, bijgehouden door de monniken van de beroemde abdij van Lindisfarne en later, van 955 tot 1199 door die van de abdij van Durham in Engeland.
Het beeld van Macbeth, dat uit deze kronieken naar voren komt, is niet overduidelijk, maar het maakt wel een aannemelijke indruk.
V
Toen koning Malcolm II in 1034 sneuvelde in zijn gevecht tegen de invallende Denen, was Schotland nog geen verenigd koninkrijk, maar het stond er wel te komen. Malcolm had op weinig zachtzinnige wijze drie van de vier bestaande rijken onder zijn gezag weten te brengen en in het vierde, het koninkrijk Strathclyde – in de omgeving van het tegenwoordige Glasgow, had hij zijn kleinzoon Duncan door de adel laten aanvaarden. Toen Malcolm stierf, werd Duncan koning over alle vier bestaande Schotse rijken.
Het schijnt – en dat kan men zich voorstellen – dat de eenheid van dit nieuwe Schotland zeer broos is geweest en vooral in het noorden, in het land Moray, werd het centrale gezag weinig geëerbiedigd. Dat land werd bestuurd door zogeheten mormaers of marmears, een term, die mogelijk is samengesteld uit mar = zee en maer = major of meier, dus een soort bestuurder van een aan zee grenzend gewest. In Duncan’s tijd was die mormaer van Moray een lid van de koninklijke familie. Hij heette Mac-
beth, zoon van Finlaec en Finlaec was weer een schoonzoon van koning Kenneth II, de vader van Malcolm II. Macbeth was dus geen kleinzoon maar een oomzegger van Malcolm II.
Macbeth was getrouwd met Gruoch en Gruoch was een kleindochter van koning Kenneth III, die door Malcolm II was vermoord. Gruoch had dus reden om bloedig wraak te nemen op Malcolm II, maar ze heeft dat niet gedaan.
Nu was Macbeth de tweede man van Gruoch. Gruoch was eerst getrouwd geweest met Gillacomcain, neef van Macbeth en diens voorganger als mormaer van Moray. Uit dit huwelijk is een zoon geboren, Lulach, die naderhand zijn stiefvader Macbeth is opgevolgd en die vrij gauw daarna door de zoon van Duncan is vermoord. Uit een en ander kan worden afgeleid, dat Macbeth en zijn vrouw Gruoch zekere aanspraken hadden op de Schotse troon en dat zij zich in elk geval bijzonder onafhankelijk gedroegen tegenover de jonge koning Duncan. Duncan meende zijn gezag te moeten hadhaven en trok met een leger naar het noorden, naar Moray en daar werd hij op 14 augustus 1040 bij een niet nader aangeduide plaats verslagen en gedood. Macbeth volgde hem op in het gehele koninkrijk en zijn regering heeft zeventien jaar geduurd.
Maar niet in alle rust. Zij gezag in Moray zal groot genoeg zijn geweest, maar meer naar het zuiden moest hij zich verdedigen tegen de graaf van Northumberland, waarschijnlijk de schoonvader van de gesneuvelde Duncan. In 1046 werd hij blijkbaar verslagen door die graaf Siward, maar toen de Engelsen vertrokken waren, nam Macbeth de zaak weer in handen.
En goed ook, want in 1050 ging koning Macbeth naar Rome en gaf daar veel geld aan de armen.
Vier jaar later, in juli 1054, kwam de graaf van Northumberland terug en hij versloeg Macbeth opnieuw. Ditmaal schijnt de klap harder te zijn aangekomen, want Macbeth moest de zuidelijke rijken ontruimen en zich terugtrekken naar zijn geboorteland, naar Moray. Daar wist hij zich nog drie jaar staande te houden. Toen kwam er opnieuw een leger naar hem toe, ditmaal onder bevel van de oudste zoon van Duncan, die als koning Malcolm III met het Grote Hoofd al over de zuidelijke rijken regeerde.
Macbeth sneuvelde bij het plaatsje Lumphanan, een kilometer of twintig ten westen van Aberdeen. Zoals gezegd werd zijn stiefzoon en opvolger Lulach korte tijd later door Malcolm III vermoord. Blijkhaar stonden zowel Macbeth als Lulach de eenheid van Schotland in de weg. Over lady Macbeth, over Gruoch dus, is niets meer vernomen.
VI
Dit is nagenoeg het ware verhaal over Macbeth, van wie door Shakespeare een monster is gemaakt. Hoogst afkeurenswaardig natuurlijk. Zoiets had niet mogen gebeuren. Maar dan hadden we wel regels gemist als bijvoorbeeld de volgende: (Terwijl hij zijn door de heksen voorspelde noodlottig einde ziet naderen, krijgt Macbeth het bericht van de dood van zijn vrouw)
Seyton:
The queen, my lord, is dead. |
Seyton:
Koning, de koningin is dood. |
Macbeth:
She should have died hereafter. |
Macbeth:
Haar dood later moeten komen. |
There would have been a time for such a word- | Dan zou er een tijd geweest zijn voor zo’n woord. |
Tomorrow and tomorrow and tomorrow | De dag hierna, de dag daarna, de dag daarna. |
Creeps in this petty pace from day to day | Sluipen met afgewogen pas onmerkbaar voort |
To the last syllable of recorded time; | tot aan de laatste grens van de geweten tijd. |
And all our yesterdays have lighted fools | En elke dag daarvoor zag dwazen onderweg |
The way to dusty death. Out, out, brief candle! | naar aarde, stof en as. Uit, korte vlam! Uit! Uit! |
Life’s but a walking shadow, a poor player | Zo is het leven: een schaduw die beweegt, niet meer; een klein acteur, |
That struts en frets his hour upon the stage | die op ‘t toonel zijn kort uur van triomf beleeft |
And then is heard no more. It is a tale | en dan verdwijnt. Een leeg verhaal, |
Told by an idiot, full of sounds and fury, | vol galmen en geweld, verteld door enn zinneloze, |
Signifying nothing. | zinneloos. |