[p. 449]
Anton Korteweg
Twee gedichten
Het was weer eens zo ver dat er
na hunkering gevallen moest. Het
hoefde niet maar moest dat er
niet uit dat diepe oog omhoog
geklommen kon, verdronken moest,
waarna werd weggedaan.
Ik ben in jou voortaan.
[p. 450]
Verlaten
Als we elkaar nog eens ontmoeten, je
komt op me af, stralend en mooier dan ooit –
dat het dan je verwachting is
die wat ik nooit meer weten mocht
uitschreeuwt in mij: hoe heb ik je gezocht.
Jij bent het, jij die ik nooit heb gekend.