[p. 522]
Rogi Wieg
Gedichten
Je bestaan
Is het verdacht als je schrijft
over concreet verval. Want het licht
dat me opjaagt, de tijd zelf drijft
mij tot diepgang in het gedicht.
Maar is het verdacht als je liefhebt,
zonder symbolen, want er is geen toekomst
in dingen, maar ook niet in ons. Wat wegebt
in mijn liefde is weg, en niet meer op komst.
De zee heeft geen manieren, geen theater,
het licht blijft onaangedaan
vallen op het water.
Is het verdacht om de maan
te laten hangen, om geen sterren
aan te wenden voor je eigen bestaan.
[p. 523]
Vaardigheid
Tijd is drager van mijn leven, of omgekeerd
ben ik het lichaam van de toekomst; minder
om te zijn, meer om aan te denken, zoals steen verweerd
tot zand, maar dan mijn afdruk toe kan staan. Hinder
mij niet met je angsten, want zo wordt een verborgen maat
van angst tot levenslicht gemaakt. Onwerkelijke mens
ben ik, met oog en oor die ik verwens,
omdat mijn stof nog niet zandwaardig is. De daad
om meer te zijn dan ik nu ben
wordt traag in tijd tot tijd geschreven.
Lettertekens hebben zo het hart en lichaam uitgedreven
tot waar ik niet kan zijn,
want ik leef op deze plaats. Sporen
zet ik vaardig uit, al zijn zij levensecht en al verloren.