[p. 156]
Kees ‘t Hart
Je schip vaart weg
ademhalen en windbalg
en lucht
en vliegmodellen
en stormwikkel
tegen de muur
en je schip vaart weg
vaart weg uit mijn handen
vaart weg
en ademen en ademen
om aan lucht te komen
en te zoenen en windvlaag
over mijn mond heen
en windlucht en waldoek
tegen je mond geschoven
en je schip vaart weg
vaart weg uit mijn handen
vaart weg
en wang en aardhoop
en wegenbouw en luchtkokers
en lucht en augustus
en overeenkomst en zandlucht
en stormwikkel
veegt je mond weg
en je schip vaart weg
vaart weg uit mijn handen
vaart weg
[p. 157]
Achttiende eeuw
In een halflichte kamer
repareert een man horloges.
Iets van hem vandaan
zit een jongen op een stoel.
Hij leest langzaam voor:
ik geef bomen water
ik vul warenhuizen
ik verf jouw mond
ik ben botanicus
musicoloog en dierentemmer
ik verlang naar de achttiende eeuw
ik ben een kijkdoos
mijn doofheid is die
van een fazant
mijn verschijning die
van een kleurplaat
ik verdien niets
ik verdien aan wolken te hangen
aan jouw wolken
onder jouw bomen.