[p. 450]
Charles B. Timmer
No happiness in five o’clock teas
to the memory of Boris Pasternak
I
When he embraced me on the jawbone of the street –
(I knew it, oh, I knew that we would meet) –
my editor, my boss, my faithful furnace –
(it was his turn if ever there a turn is) –
and while he kissed me after autumnhours
amidst a cloud of frantic businessflowers
and roared, a jetplane thundering with laughter:
‘It’s five o’clock, may-be a minute after!
I’ve got you, godforsaken misprint, come with me
to yonder tearoom for a cup of tea…’
While he did all these things an editor befitting
I cried in silence for my lonely home,
but followed him and found myself soon sitting
together with my god in shivering chrome
of endless mirrors living endless lives
where downcast men drank tea with downcast wives
deep in the afternoon – the hour was five…
[p. 451]
[Vertaling]
Het theeuur zelfs brengt geen geluk…
opgedragen aan Boris Pasternak
Toen hij me kuste op het kaakbeen van de straat –
(ik weet heel goed waar zulk een kus op slaat) –
mijn baas, mijn uitgever, mijn toegewijde oven –
(nu was ik aan de beurt, moest ik eraan geloven) –
toen hij me kuste aan het eind der zomeruren
en hij in wolkengrijze zakenbloemen tuurde,
brullend, straaljagend-denderend van het lachen:
‘Het is vijf uur geweest, dus lang genoeg gewacht en
nu neem ik jou, verdomde drukfout, met me mee,
mee naar mijn stamcafé voor een kop zwarte thee…’
terwijl hij zo uitgever was, beroepsberamer,
dacht ik vol heimwee aan de stilte van mijn kamer
maar volgde hem gedwee en even later zat ik
tezamen met mijn god in huiverend chroom en plastic
in eindloos spiegelglas van eindeloos niet-leven,
waar een triest manvolk theedrinkt met al even
verlepte eega’s – tijd voor thee – om vijf uur zeven…
[p. 452]
[Origineel]
2
Who am I? – sure, an honourable man –
so are they all… but in the fryingpan
of prying editors I pray the best I can,
a prey that prays for quick salvation –
so I take part in wholesome conversation
tomato-dripped with crimson humiliation,
and a meek listener to the murmuring bee
of profit-loss accounts – the bubbling tea
of distant voices criticizing me…
3
did you bring me your banned book? he said.
did you smell the decay in the brook? I said.
did you write that ‘rock ‘n roll’? he said.
a flower died at two o’clock, I said.
have some more tea, the hour is five, he said.
on Broadway they are still alive, I said.
well, well, he said.
yes, I said.
20.10.1958
[p. 453]
[Vertaling]
2
Maar wie ben ik? Voorwaar een eerbaar man –
zo zijn ze allemaal… Maar in de braadpan van
dit glurend boekenpak bid ik zo goed ik kan,
een prooi die bidt om vliegensvlugge redding…
de lavastroom der conversatie baant zijn bedding
tomatenrood; beschaamd en in ontzetting
zo luister ik naar ‘t pruttelen van thee,
naar winst-verlies en ‘t zoemend ach en wee
der bijen met verweg een onverbiddelijk ‘nee!’
3
Je brengt je boek dat ginds verboden bleek? vroeg hij.
Ruik jij de stank, het rotten in de beek? zei ik.
Schreef jij die dreun van ‘rock ‘n roll’? zei hij.
Hier zijn de bloemen nu van doodzijn vol, zei ik.
Drink nog wat thee, het is vijf uur, zei hij.
Op Broadway bloeit nog de natuur, zei ik.
Kom, kom, zei hij.
Ja, zei ik.