[p. 521]
H.H. ter Balkt
Blauwe ziel
Neergestort als een blauwe steen, gevleugeld
leek zijn herfst aangebroken op de plavuizen
katten betrokken rondom de wacht, nacht stak
rauw op in de liguster maar hoe geknakt ook
de vleugel, kracht woedde nog onverzwakt in
zijn snavel en de ambulance leidde hem weg
zoals een draagstoel een mandarijn; ochtend
haalde hem in en het leven, betoonde hem eer
(de katten staarden hem ernstig na, blauwe
vleugels eten zij niet) zoals ‘t blauw betaamt