Marko Fondse
1945: Charles B. Timmer en Majakovski
Vlak voor het afsluiten van Vladimir Majakovski’s werken, dat dit jaar in mei verscheen als openingsdeel van de aan de twintigste eeuw gewijde voortzetting van Van Oorschots Russische Bibliotheek, stuurde de grote speurder en Van Eeden-biograaf Jan Fontijn mij in fotokopie een artikel toe, dat Charles B. Timmer schreef over de dood van deze dichter. Het verscheen op 30 juni 1945 in ‘De Baanbreker’.
De sovjetliteratuur en het ideaal van de vrijheid is een van Timmers vroegste publicaties over Russische literatuur. Het stuk toont, na de wat moeizame openingszin, al veel elementen van Timmers pittige formuleringskracht, de trouwe lezers van tirade welbekend. Ook al omdat Timmer, met wie ik veel over Majakovski heb gediscussieerd, me nooit op het stuk gewezen heeft, heb ik het gefascineerd gelezen, en daar was alle aanleiding toe.
De toon ervan is nergens aggressief jegens de Sovjetunie, die zo vlak na de oorlog nog zo goed als een geallieerde in de strijd tegen de nazi’s was. Maar het is ook volkomen vrij van de toen bij velen gangbare verheerlijking van die staat, ook en juist bij diegenen, die zich later in de koude oorlog tot de felste vijanden daarvan zouden ontwikkelen, vaak na een moeizame strijd tegen de ontnuchtering van hun idealen. De in sovjetaangelegenheden ervaren en diep peilende Timmer hoefde zo’n ontwikkeling niet door te maken. Alleen de titel van zijn stuk al maakt zijn positiebepaling zonneklaar en zijn literaire waardeschalen bleken haarzuiver te wegen. Er staat dan ook niets in zijn stuk waarvoor hij zich achteraf zou hebben moeten schamen, of waarop hij terug had moeten komen, al zou hij bepaalde details later zeker harder en scherper hebben geformuleerd. Dat alleen al rechtvaardigt herpublicatie van dit vroege stuk, zodat nogmaals duidelijk wordt wat wij verloren hebben door Timmers dood.
Met grote ontroering, grenzend aan jaloezie, las ik de passages over het – vaak onbeholpen – élan, dat zo kenmerkend was voor de eerste jaren na de revolutie, voor het behoud waarvan Majakovski zo bitter heeft gevochten tegen de ‘linkse’ baantjesjagers, fraseurs en restaurateurs. Men bedenke
hierbij dat Timmer voor de Tweede Wereldoorlog langdurig verbleef in de Sovjetunie en daar velen heeft gekend die hem over dat élan nog uit de eerste hand getuigenis hebben kunnen afleggen, toen het allang mors- en monddood gemaakt was.
Voor iemand die, als ik, de koude oorlog heeft doorgemaakt – waarbij ik alleen psychische schade opliep – en die de oktoberrevolutie alleen maar kan zien als een (weliswaar onontkoombare) ramp, is het vrijwel onmogelijk zich weer in dat élan in te leven. Het is door de latere ontwikkelingen definitief vergiftigd. Alleen daarom al was het voor mij zo goed als onmogelijk Majakovski’s propagandistische poëzie te vertalen, die zo gruwelijk door de stalinisten en hun opvolgers tot voor kort is gebruikt voor doeleinden die lijnrecht indruisten tegen de intenties van de dichter. De geschiedenis heeft tussen mij en dat werk – de literaire waarde ervan daargelaten – een ondoordringbare wand opgetrokken. Timmer is het vroegste sovjetwerk van de dichter vrij positief blijven beoordelen. Dat kon iemand van zijn generatie blijkbaar nog opbrengen.
Die positieve beoordeling springt er temeer uit, omdat hij niet rept van Majakovski’s werk van voor de oktoberrevolutie, dat zo duidelijk maakt waarom de dichter niet anders kón dan opteren voor die omwenteling. Evenmin maakt hij gewag van Majakovski’s liefdeslyriek en -epiek en zijn belang als voorman van het Russische futurisme, in welke hoedanigheid hij direct aansluiting en erkenning vond bij de avantgarde buiten Rusland. Maar dat zou het kader van zo’n klein artikel ook te buiten zijn gegaan.
Hoofdzaak is dat Timmer de integriteit van de bij ons toen vrijwel onbekende dichter liet uitkomen. En dat nog wel tegen de achtergrond van een… Lenin-citaat. Lenin, die het werk van zijn afgodische bewonderaar Majakovski niet begreep, maar dat althans eerlijk toeschreef aan zijn onbevoegdheid in literaire aangelegenheden.
Voor de ontwikkeling van Timmers oordeel over Majakovski leze men zijn schitterende essay Een luidkeels uitgeluide periode in de bundel Rusland zwart op wit (1966), waarin ook het voorrevolutionaire werk van de dichter het volle pond krijgt.
De slotalinea’s laten zich lezen als het uitstippelen van een werkprogramma dat Timmer in de vijfenveertig jaren daarna met nooit falende inzet zou realiseren. Ik kan alleen maar betreuren dat deze harde werker met zijn grote kennis van die periode niet vaker op het thema Majakovski is teruggekomen.
De transcriptie van Russische namen werd in overeenstemming ge-
bracht met de later door Timmer gehanteerde. Aangepast aan de huidige spelling en met toestemming van de erven Timmer bied ik de lezers van tirade het stuk aan in dit Majakovski-jaar als een postuum huldeblijk aan de man die mij jaar in jaar uit is blijven aanmoedigen om voort te gaan met het bekend maken van de dichter bij het Nederlandse publiek.