Pitt Treumann
Ik wil graag wat vertellen over de zeer bijzondere plaats die Hanny op het stadhuis bij afdeling Kunstzaken innam. Ik spreek namens allen die daar met haar samenwerkten, met name haar langdurige ‘baas’ André Jansen (dat dat woord tussen aanhalingstekens staat begrijpt iedereen die haar kende). Haar werk bij Kunstzaken is een onbekende kant van haar en bovendien is het al meer dan twintig jaar geleden dat ze afscheid nam.
De bijzondere plaats nam Hanny niet alleen in omdat ze fantastisch schreef maar vooral omdat ze fantastisch dácht en voelde en bovendien omdat zij, in het doorgaans wat dorre, ambtelijke gedoe (al was Kunstzaken daarop nog een beetje een uitzondering) een ‘Mensch’ was.
Haar verzameld werk als ambtenaar is, onder pseudoniem van de op dat moment dienstdoende wethouder of burgemeester, gepubliceerd in het Gemeenteblad. Het was een taai genoegen met haar een beleidsnotitie te maken. Taai omdat ‘het nooit goed was’ – zij leed niet aan de ook in deze kring van vaak opgeblazen ego’s gebruikelijke zelf óver- maar aan de voor haar gebruikelijke zelf ónderschatting. Riep weken: ‘Ik kan het niet!’ en dan was het ineens af, en briljant.
Het was óók een genoegen met haar te werken omdat het eindresultaat zó afgewogen en perfect geformuleerd was en vooral zo vol van inhoud, zonder gebazel. Zo, dat het ongecorrigeerd zonder meer werd ingediend en gepubliceerd. Er is dus een hele bibliotheek vol met haar werk; ook daarin heeft ze haar sporen nagelaten.
Ik herinner me:
Karel Appel wilde een apart museum en was bereid daartoe een grote collectie van zijn werk af te staan. Na lang heen en weer gepraat en een tegenlobby vanuit het Stedelijk Museum, werkte Hanny een prachtige nota uit. Ze werkte een weekend over – dat heeft ze me nog wel een beetje kwalijk genomen – en dat museum is er gekomen, zij het niet in Amsterdam maar in Amstelveen, het Cobra Museum.
De stafbesprekingen, bij voorkeur op vrijdagmiddag, de fles kwam op tafel en het beleid van de hele gemeente, op politiek en cultureel gebied, werd al sjekkies draaiend doorgenomen. Alles werd genadeloos geanalyseerd en de autoriteiten werden respectvol belachelijk gemaakt. Vaak in aanwezigheid van André Jansen, vaak ook niet – maar wat hebben we gelachen! En tegelijk hadden we zeer solide discussies over kunstbeleid, democratie, integratie en emancipatie en over de samenhang tussen al deze zaken. Die samenhang was een rode (terecht rode) draad in haar opvattingen.
De rel rond toneelgroep de Appel. Die had iets performance-achtigs gemaakt, met naakte mensen die in het openbaar de liefdesdaad tot cultureel hoogtepunt trachtten te maken. Een publicitaire en politieke rel volgde, kamervragen, justitie, openbare orde… De burgemeester werd op zijn rol als handhaver van de openbare orde aangesproken, b & w besloten dat Hanny, als deskundig beleidsmedewerker Kunstzaken polshoogte zou nemen en persoonlijk verslag zou uitbrengen in b & w. Dat was op zichzelf al een unicum, dat een ambtenaar daartoe geroepen werd. Ze vond, en deelde dat ook mee, dat het maar gore viespeukerij was, ze gaf duidelijke, veelzeggende details. De heren waren geschokt. Burgemeester Samkalden, een beetje in de hoek gedrongen, vroeg of hij het in het belang van de openbare orde
dan maar moest verbieden. Hanny barstte uit: of hij helemaal gék geworden was? Niets verbieden! En zo was het. Zij had een unieke positie op het stadhuis. Een positie die ook nooit meer herhaald is.
Tot slot haar afscheid. Soms betreur je het dat je iemand pas ná overlijden een eer kunt bewijzen, bij Hanny hebben we het gelukkig ook eerder kunnen doen. André Jansen had de oud-wethouders en burgemeesters bij elkaar gehaald voor een diner in de Bols-taveerne. Ook dat was nog nooit vertoond, zelfs niet bij hoge ambtenaren. Minnie Luimstra, Samkalden, Polak, Sinnige, Lammers, André en ikzelf hebben er een feest van gemaakt. Sinnige bestelde een kinderijsje met sterretjes, we hebben haar toegezongen, zelfs Ivo Samkalden viel uit de plooi. Als er niet twéé burgemeesters bij waren geweest, waren we er zeker uitgegooid.
Toen bleek me, en háár gelukkig ook: we hielden allemaal van Hanny.