A.H.J. Dautzenberg
Monden vol tanden
Het staat er echt: ons redactionele kerngezin
‘We vergaderen wat af, hier aan de Herengracht.’ Zo begint de ter inleiding van het voorjaarsnummer van Tirade. Ik dacht altijd dat vergaderen iets voor talentlozen was, maar goed, ik kan het mis hebben. Ik lees verder. ‘Nu dit schitterende (sic!) en alweer tweede nummer van de nieuwe redactie in je (sic!) handen ligt, kan ik zeggen dat de onderlinge verhoudingen zich beginnen af te tekenen in ons redactionele kerngezin.’ Het staat er echt: ons redactionele kerngezin. Een gezin dat vergadert. Oei. En inderdaad: ‘Menno Hartman en Merijn de Boer zijn de papa’s, zij zitten er het langst. Dan zijn er de kinderen: Lieke Marsman en Martijn Knol, sinds 1 april aangevuld met Simone van Saarloos (welkom Simone!). Last and arguably least is er de Editoriaal-Guinese adoptiezoon: ik.’ Gilles van der Loo dus. (Op zijn site staat dat hij in Amsterdam woont, maar het gelukkigst is in Venetië.) Merijn de Boer is bijna tien jaar jonger dan Van der Loo, maar toch typeert hij hem als ‘papa’. Opmerkelijk. En: ‘papa’ in plaats van ‘vader’ – toch least. Zou die meneer een probleem hebben, denk ik bij het lezen van deze kinderlijke prietpraat. Inderdaad. ‘Vaak lijk ik niet dezelfde taal te spreken als de rest van het gezin,’ schrijft de veertiger Van der Loo even later. Vandaar natuurlijk dat ellenlange vergaderen, is mijn eerste gedachte. Nee, het ligt net even anders. ‘Ik schijn een leerachterstand te hebben.’ Hij gebruikt het werkwoord schijnen, dus hij is daarop aangesproken door de andere gezinsleden. De scholier moet zijn kennis bijspijkeren – bijles of een jaartje zittenblijven. ‘De jaren waarin ik vrijwel uitsluitend Engelstalige fictie las, bezorgen me nu monden vol tanden.’ Monden vol tanden? Bedoelt hij wellicht: ik sta met de mond vol tanden? ‘Aan de grond geklonken staar ik omhoog, als Lieke en Martijn weer eens arm in arm opstijgen over het werk van een Grote Nederlandse Schrijver.’ Begrijp ik het nu goed? Doordat hij de Engelstalige literatuur bestudeerde, zit hij nu ‘aan de grond geklonken’ en staart hij omhoog naar zijn adoptieouders? En wat
zou hij bedoelen met de opmerking dat Lieke en Martijn ‘weer eens arm in arm opstijgen over (sic!) het werk van een Grote Nederlandse Schrijver’? Ze doen dat blijkbaar vaker, samen opstijgen, terwijl de adoptiezoon zit vastgeklonken aan de grond. De rest van het voorwoord is in even abominabel Nederlands gesteld. Inhoudelijk heeft hij gelukkig het nodige te melden, over de ontlezing in ons land. ‘Lezen moet toegankelijk gemaakt worden; een plezier zijn. Zo’n (sic!) boek, gedicht of verhaal moet meteen werken.’ Net als een literair blad, denk ik dan. Ik feliciteer Tirade met de 450ste aflevering en hoop dat het gezin nog lang de hoeksteen van de samenleving blijft.
A.H.J. Dautzenberg (1967) woont en werkt in Tilburg-Noord. Zijn nieuwe boek En dan komen de foto’s verschijnt in januari bij Atlas-Contact.