Kronieken
Almanak 1962
In Duitsland was er voor 1933 een literair geïnteresseerd publiek, een kritische en smaakbepalende elitelaag als welkome klankbodem voor de Duitse schrijver, die afgewezen of gestimuleerd werd. In het Derde Rijk werd dit publiek het zwijgen opgelegd. De literatuur werd gereglementeerd en ondergeschikt gemaakt aan het ideaal van de bruine vernieuwers. De schrijvers reageerden verschillend, ze emigreerden of bleven en schreven door, zich in allerlei stilistische en symbolische bochten wringend onder het onuitroeibare motto, dat erger voorkomen moest worden (innere Emigration), of zwegen.
Na de oorlog is de situatie van voor 1933 wat het responderend publiek betreft slechts zeer ten dele hersteld. Berlijn als progressief, vernieuwend en normbepalend centrum is weggevallen. De élitegroepen met hun stimulerende belangstelling (waartoe veel joden behoorden) waren tijdens het Hitlerregime verdwenen of uitgeroeid. De functie die deze groepen in Berlijn in de Duitse literatuur vervulden is ten dele overgenomen door de Gruppe 47, een groep Duitse schrijvers die onder voorzitterschap van Hans Werner Richter eens per jaar drie dagen op zgn. Tagungen (werkvergaderingen) bijeenkomt. Op deze Tagungen worden door leden of genodigden fragmenten voorgelezen uit werk, dat ze onderhanden hebben. Daarna volgt discussie en kritiek. Deze kritiek, uitgesproken door schrijvers en kritici, is streng, ter zake en kundig, ondanks het geïmproviseerde karakter, wat niet verwonderlijk is als men weet dat er kritici als Walter Jens, Walter Höllerer, Marcel Reich-Ranicki en Joachim Kaiser aan deel nemen, waarbij dan nog te bedenken valt dat schrijvers als Günter Grass, Martin Walser en Wolfdietrich Schnurre ook niet bepaald om een opmerking verlegen zitten.
Niemand kan uit eigen beweging een fragment ter beoordeling voorlezen. Men moet maar afwachten of men door Richter wordt uitgenodigd en dan maar weer afwachten, wat de uiterst kritische heren te zeggen hebben. Valt de beoordeling dragelijk of zelfs gunstig uit, dan kan men als lid van de groep toetreden. Men is dan a.h.w. mentaal en stilistisch geijkt.
Aldus is er in Duitsland sinds 1947 dank zij de onvermoeibare aktiviteit van Richter een literair forum werkzaam, dat binnen verrassend snelle tijd de Duitse literatuur weer een niveau heeft gegeven, dat na de katastrofe van 1945 volkomen onwaarschijnlijk leek (hierbij laten we even de beide grote talenten Felix Hartlaub en Wolfgang Borchert, van wie de eerste in 1945 en de laatstgenoemde in 1947 stierf, buiten beschouwing).
Aangezien Richter er voor zorgt, dat er steeds jonge veelbelovende schrijvers en dichters worden uitgenodigd is de Gruppe 47 langzamerhand identiek geworden met de naoorlogse Duitse literatuur. Een blik op de ledenlijst is al voldoende om dat te constateren. Tot deze merkwaardige groepering behoren alle Duitse schrijvers van enige betekenis, die na de oorlog zijn gaan publiceren, zoals Ilse Aichinger, Alfred Andersch, Ingeborg Bachmann, Heinrich Böll, Paul Celan, Heinz von Cramer, Günter Eich, Hans Magnus Enzensberger, Günter Grass, Walter Höllerer, Walter Jens, Uwe Johnson, Hans Werner Richter, Peter Rühmkorf, Wolfdietrich Schnurre, Martin Walser etc.
Slechts Amo Schmidt, Hans Erich Nossack en de Zwitsers Friedr. Dürrenmatt en Max Frisch zijn de enige schrijvers van belang die geen lid zijn van de Gruppe 47. De twee laatstgenoemden om voor de hand liggende redenen, de eerste twee uit een ingewortelde afkeer tegen elke groepering, al is het maar een groep die geen statuten, geen penningmeester en geen sekretaris kent, geen vaste zetel heeft en bovendien maar drie dagen per jaar bestaat.
De Gruppe 47 is ontstaan uit het tijdschrift Der Ruf dat zelf weer een voortzetting was van een tijdschrift voor Duitse krijgsgevangenen in Amerikaanse kampen. Der Ruf heeft het een jaar uitgehouden, niet omdat er geen lezers waren, het succes was zelfs overweldigend, maar door zijn kritische toon. Het was het tijdschrift van de teruggekeerde soldaten, die Duitsland wilden vernieuwen, die in de lachwekkende denazifikatieformaliteiten geen bijdrage tot demokratisch besef konden zien, die niets moesten hebben van kollektieve schuldbekentenissen, omdat ze maar al te goed wisten dat de ware schuldigen daardoor vrijuit zouden gaan en die eindelijk wel eens een Duitsland wilden zien zonder soldatenlaarzen en autoriteitsaanbidding. Ze wilden een demokratische élite vormen en bij voorkeur een demokratische élite die zelf de pen kon hanteren om aldus grotere invloed te kunnen uitoefenen. Ze wilden niet van onderaf demokratiseren maar van bovenaf, omdat ze al zagen aankomen dat de hoge ambtenaren gewoon uit de Rijkskanselarij in de nieuwe regeringsgebouwen zouden overstappen. Ze wensten een Duitsland dat een brug zou vormen tussen Oost en West, dat het Westen zou socialiseren en het Oosten demokratiseren. Maar de kritische onverschrokken toon van mensen die met de grootste tegenzin in Hitlers legers hadden gediend en die zo snel mogelijk door overgave of desertie hadden verlaten, werd niet graag gehoord. Een artikel dat de Russen niet welgevallig was werd hun noodlottig: Der Ruf werd door de Amerikanen in het voorjaar van 1947 verboden. Richter probeerde het nog met een ander tijdschrift maar ook dat kreeg geen toestemming om te verschijnen. Dit verbod was symptomatisch voor de hele verdere ontwikkeling van Duitsland. Geen enkel programmapunt van Der Ruf zou verwerkelijkt worden.
Richter had ondertussen met enkele anderen besloten tot vor-
ming van een groep van gelijkgezinde schrijvers, die niet meer uitsluitend politiek werkzaam zou zijn maar vooral de Duitse literatuur qua mentaliteit en stijl zou vernieuwen. De Gruppe 47 was een feit. Vorig jaar vierde zij haar vijftienjarig jubileum. Ze heeft de Duitse literatuur inderdaad vernieuwd. De radikale toon is verdwenen, de simpele stilistische eenvoud, die gepropageerd werd als reaktie op de mooischrijverij van de traditionele literatuur is niet meer kenmerkend, de Gruppe vertoont eerder een ideologisch en stilistisch pluralisme en het enige wat de leden nog bindt is een zekere nostalgie naar de jaren van radikalisme, toen nog veel mogelijk leek, en een zeker onbehagen t.a.v. de ontwikkeling van Duitsland en een samenleving, waarin geen burgerzin en politiek besef kan gedijen, maar des te beter politieke onverschilligheid en statusjacht, waar twijfel aan de grondslagen van die samenleving met kommunisme wordt afgedaan en überhaupt zinnige kritiek door officiële taboes wordt verlamd, waar persoonlijk verantwoordelijkheidsbesef verstikt wordt onder een stokoud paternalisme en een toenemende konfessionalisering, en waar de Deutsche Soldatenzeitung weer Deutsche Nationalzeitung heet.
Dat onbehagen is in de werken van alle genoemde schrijvers te vinden al gaan ze stilistisch eigen wegen. De oorspronkelijke eenvoud vindt men nog het best bewaard bij Böll, Richter en Schnurre. Maar dat onbehagen kan ook samengaan met stilistische vernieuwing en experiment, wat Rühmkorf, Enzensberger en Bachmann bewijzen.
Dat onbehagen maakt de Gruppe verdacht. Bij wie vooral hoef ik niet nader uiteen te zetten. Invektieven als asfaltliteratuur, immoreel, ondermijnend, intellektualistisch, nihilistisch, links-liberaal etc. zijn niet van de lucht. Dufhues, voorzitter van de CDU, noemde de Gruppe 47 onlangs Reichsschrifttumskammer, een prachtig voorbeeld van projektief gescheld, net zo onthullend als die opmerking van Heinr. von Brentano, die Brecht eens met Horst Wessel vergeleek. Walter Jens’ woorden Antisemieten, en kritici in een bruin, rood of zwart hemd willen we niet hebben, trekken hier duidelijk de scheidslijn. Dan is er het ressentiment van de oudere generatie, van degenen die niet genodigd werden, of wel genodigd maar wier werk de kritiek niet kon doorstaan, voorts van de rechts-christelijke schrijvers, die literatuur hardnekkig met stichting blijven verwarren en tenslotte van de schrijvers in traditionele toon, die net doen of er met Duitsland niets aan de hand is en nooit geweest is ook. De Gruppe heeft het niet makkelijk. Ze beschouwt zich bovendien als de legitieme vertegenwoordigster van de moderne Duitse literatuur, het jaar 1947 is voor haar het jaar nul, want een van haar standpunten is dat de hele oudere literatuur, en niet alleen die van de zgn. innere Emigration (zie boven) door haar totaal gebrek aan politiek-sociaal besef mede schuldig is aan de rampen die Duitsland troffen.
Naar aanleiding van het jubileum in 1962 is er een boek verschenen, verzorgd door Hans Werner Richter en uitgegeven door Rowohlt: Almanach der Gruppe 47 (Rowohlt Paperback 14). Het is een ideale introduktie in de moderne Duitse literatuur, die meer belangstelling en aanmoediging verdient, dan haar tot nu toe uit Nederland ten deel viel. De exklusief Duitse oriëntatie van voor de oorlog heeft in Nederland plaats gemaakt over een vrijwel totale onverschilligheid voor wat er literair in Duitsland gaande is. (De affektieve afwijzing laat ik hier nu maar buiten beschouwing, hoewel ze mij t.a.v. de Gruppe 47 misplaatst lijkt.) De Duitse literatuur verdient een beter lot. Böll is de enige die hier een beetje bekend is en merkwaardigerwijze een vertroebelaar als Hans Helmut Kirst met zijn soldatenromans, die het hele Naziprobleem reduceert tot een conflict tussen gehelmde skeptici en dienstkloppers met onderofficiersstrepen.
Het gedenkboek van Richter lijkt me een goede inleiding. Richter zelf verzorgde het voorwoord, waarin hij nog eens zijn gedachten laat gaan over de ontwikkeling van de Gruppe 47. Een eerlijk en een beetje triest kommentaar. Heinz Friedrich bespreekt uitvoerig het ontstaan, Enzensberger dient de grote Gruppenfeind Blöckert van repliek, Hans Mayer, de germanist uit Leipzig, probeert de groep te plaatsen in de reeks soortgelijke groeperingen die Duitsland gekend heeft en bespreekt de reakties van de buitenlandse pers (zeer vertraagd en zeer ernaast) en Christian Ferber gaat de reakties van de Duitse pers na (zeer instruktief). Dan volgen fragmenten uit werk en gedichten die door de schrijvers op de Tagungen ter beoordeling werden voorgelezen. Vervolgens een paar kanttekeningen van Martin Walser, Ruth Rehmann en Marcel Reich-Ranicki en tenslotte gegevens over de schrijvers die tot de Gruppe behoren met volledige bibliografie.
Ter aanvulling hiervan verwijs ik nog naar het pocketboekje Der Ruf (dtv Dokumente 39) waarin de beste artikelen uit dat tijdschrift door Richter bijeengebracht werden en tenslotte naar de hoogst informatieve essaybundel Bestandsaufnahme, waarin deskundigen op verschillend gebied (sociaal, politiek, economisch, religieus en kultureel) een beeld van de ontwikkeling van Duitsland sinds 1945 geven. Een verontrustend boek, dat een duidelijk beeld geeft van het milieu, waarin de moderne Duitse literatuur zich ontwikkelt en probeert te handhaven.
H.L. Mulder