Álvaro Enrigue
Toilet
Vertaling Luc de Rooy
…behaaglijk vaderland, kast en volière.
ramón lópez velarde
Het was zondag en Jordan Marcus staarde uit het raam van zijn appartement, op de vierde verdieping van een gebouw op de hoek van Fuller en 15th Street. De telefoon ging. Gekleed in een T-shirt leunde hij met zijn ellebogen op de vensterbank, hopend op een verfrissend briesje waarvan hij wist dat de Potomac dat pas in de herfst zou toestaan. Methodisch hield hij het rijtje ramen van het gebouw aan de andere kant van de straat in de gaten. In de loop der jaren en met engelengeduld had hij in de binnenste schaduwen van dat gebouw de glimpen kunnen opvangen van een paar lichtvoetige scènes, het had iets weg van naar vogeltjes kijken. Op de vierde verdieping stond het gebruikelijke kleine slapeloze oude vrouwtje; haar gezicht naar de eerste zonnestralen van de dag gericht, haar gedoofde ogen sinds wie weet wanneer achter een paar jampotglaasjes. Links onder haar dipte een dikke kerel een broodje in een kop koffie, terwijl zijn borsten aan de bandjes van zijn onderhemd ontsnapten. De andere appartementen waren nog duister of hadden hun rolgordijnen omlaag.
De stem van de vrouw bereikte hem vervormd door de ventilator die warme lucht achter in zijn nek blies. Het is voor jou, zei ze. Hè? Telefoon. Hoezo telefoon? Een telefoontje, iemand aan de lijn voor een spoedklus. Marcus stond langzaam op uit zijn stoel, maakte gebruik van het zicht dat hij had bij het overeind komen om nog een laatste blik op de ramen te werpen en ging toen het appartement in. Hij liep door de hal die hij zelf hemelsblauw had geverfd tijdens een van de onbesuisde perfectionisme-uitbarstingen, die hem er om de zoveel tijd toe aanspoorden een waardiger leven te leiden. Hij ging niet de keuken binnen, al bevond zich daar de aansluiting waar zijn vrouw het gesprek had aangenomen: er zat zo veel vet op de hoorn dat het in warme maanden langs je vingers liep. In de woonkamer – groen, geschilderd in een van die uitbarstingen – zakte hij achterover in de stoel
en slaakte dezelfde zucht als waarmee hij iedere dag voor de televisie plaatsnam nadat hij de laatste gordijnen van het gebouw aan de overkant gesloten had zien worden. Hij veegde het zweet van zijn gezicht met het hemd dat uit zijn broek was geraakt en nam de hoorn op. Hallo? Het antwoord werd gesmoord door het gesis van spek in de koekenpan. Een ogenblik, alstublieft, zei hij, en met de hand op de hoorn riep hij zijn vrouw toe dat ze moest neerleggen, dat hij al opgenomen had. Hij wachtte tot hij duidelijker signaal had en vroeg nogmaals waarmee hij van dienst kon zijn. Een stem met een Midden-Amerikaanse terughoudendheid en idem accent zei hem dat ze hem zo vroeg gestoord had omdat er een zekering doorgebrand was en dat het voor acht uur ‘s ochtends gerepareerd moest worden; ze belde hem omdat hij door iemand was aanbevolen en omdat die gezegd had dat hij dichtbij het restaurant woonde: het probleem moest verholpen zijn voor de eerste klanten kwamen. Welk restaurant is het, vroeg Marcus. Guadalupe’s, op 13th Street en Harvard, ik begreep dat het niet ver van uw huis af ligt. Op drie blokken, antwoordde hij. Hij vroeg haar een ogenblik geduld zodat hij de planning van zijn dag kon bekijken maar bleef zitten waar hij zat, op de sofa, de hoorn gesmoord tegen zijn buik. Met zijn vrije hand krabde hij aan zijn slecht geschoren baard en dacht aan de vogels van het gebouw aan de overkant van de straat. Ik zal een afspraak moeten schrappen die ik om half negen heb, zei hij toen hij vond dat hij genoeg tijd voorbij had laten gaan.
Hallo? Het antwoord werd gesmoord door het gesis van spek in de koekenpan
In de keuken stond de vrouw eieren te bakken. Ik moet er meteen vandoor, wierp Marcus op toen hij een kop koffie inschonk; een spoedklus. Zij draaide zich om aan het aanrecht en keek hem aan: ze liet de spatel op het fornuis liggen en stopte haar handen in de zakken van haar roze badjas: in de vier of vijf maanden dat ze samenwoonden had ze hem nog nooit gehaast meegemaakt.
Staand at hij zijn ontbijt, waarna de borden kletterend de vaatwasser in gingen. Hij keerde terug naar de slaapkamer en haalde zijn overal uit een kast met koperkleurige schappen. Hij stonk naar schimmel. Marcus raapte de sokken van een dag eerder van de vloer en ging bij het raam zitten om ze aan te trekken. Voor, tussen en na het aantrekken van de twee sokken zocht hij naar zojuist verschoven gordijnen. Hij deed zijn laarzen aan door voorzichtig de veters aan te snoeren. Hij was bijna klaar toen er iets bewoog in het gebouw aan de overkant. Een vogel, dacht hij, verstijfde, keek, tot hij er zeker van was dat er geen rolgordijn omhoog was gedaan. Hij stopte in de gang om uit de linnenkast de gereedschapskist te halen, die begraven lag tussen in polyetheen verpakte doosjes. Hij wou ver-
trekken zonder afscheid te nemen, maar zijn vrouw greep hem bij zijn arm. En wat nu? zei ze. Hoezo? Waarom die haast? Het is een spoedklus. En sinds wanneer neem je spoedklussen aan? Ben je niet tevreden met wat ik mee naar huis breng? Ik ben nog nooit in Guadelupe’s geweest, zei hij, en sloeg de deur achter zich dicht.
Ik ben nog nooit in Guadelupe’s geweest, zei hij, en sloeg de deur achter zich dicht
Marcus stapte vastbesloten over de drempel van zijn gebouw maar aarzelde toen hij naar het noorden moest. Hij verzamelde moed in het groeten van zijn buren – die stonken een uur in de wind omdat ze al sinds de vorige avond in hun voortuintjes hadden zitten lummelen. Hij was opgehouden noordwaarts te gaan sinds de Latino’s zich in het noordelijke deel van de buurt waren beginnen vestigen. Om bij de metro te komen, liep hij tegenwoordig een blok naar het zuiden en die richting zette hij voort over 12th Street, wat niemandsland was. Hij had ook een nieuwe supermarkt moeten nemen: hij ging nu naar een die veraf lag, en waar het fruit niet zo monsterlijk groot was.
De eersten die er waren komen wonen, waren de Cubaanse bootvluchtelingen uit Mariel die hadden kunnen profiteren van de sympathie van de media; er werd zelfs gesproken over de romantiek van nieuwe geuren op straat. Vervolgens kwamen de Dominicanen, de Salvadoranen, de Ecuadoranen en de Peruvianen. De laatste jaren waren de Mexicanen verschenen, bijna als slaven: als het vervelende tweelingbroertje van de Amerikaan.
Hij schudde de hand van de smerigste van zijn buren en liep de straat in. Hij stak zonder op het verkeer te letten Fuller Street over en passeerde zo snel mogelijk het gebouw aan de overkant, met de op de grond gerichte ogen van iemand die niet herkend wil worden. Maar er zat niemand in het portaal. Het kon door de augustushitte komen die het rubber van je zolen smelt, of door de herinnering aan de vogeltjes in de duisternis van het gebouw, maar hoe sneller hij liep hoe meer hij zich in de val gelokt voelde. Het was hetzelfde gevoel dat hij als jongetje had gehad, wanneer het laat werd en hij zich door de onverharde steegjes moest haasten om de woede van het stokje van de pastoor niet te hoeven voelen. Hij was, altijd nog, het zwarte schaap van de familie, de jongste zoon, en de enige van de baptistenpredikant die slecht terecht was gekomen. Terwijl hij zijn pas versnelde, nog altijd richting het noorden, bedacht hij dat er iets van het gekoer van duiven zat in het klinkerarme Spaans dat er ten noorden van Fuller gesproken werd. Toen hij bij Harvard Street uitkwam was hij buiten adem. Hij sloeg rechtsaf en herkende de straat niet meer. In een vorig leven, voor zijn gevangenistijd en de komst van de Cubanen, had hij een vaste vriendin gehad die in een van de stenen
huizen woonde aan de linkerkant van de weg. Hij kon zich niet meer precies herinneren welk, het had zich afgespeeld in die voorgoed voorbije tijd waarin de pastoor nog altijd gemeend had dat hij hem had kunnen hervormen. Hij hoefde niet veel verder te lopen voordat hij in de verte het uithangbord van Guadelupe’s herkende. Hij legde het laatste stuk bijna rennend af, met de gereedschapskist botsend tegen zijn knie.
Het was niet zozeer dat Marcus de zwakste schakel was gebleken, in ieder geval niet helemaal; het was eerder zo dat hij zich nooit had kunnen opwerken tot de verwachtingen van de predikant en hij had al vroeg toegegeven aan de wetenschap dat een kleine zwakte niets minder is dan algemene zwakte. Niemand was hem ooit komen opzoeken tijdens de zijn eerste vier jaar in de gevangenis, maar toch had hij de hele tijd nagedacht over zijn terugkeer naar huis, en over hoe hij in zijn nieuwe rol als verloren zoon de waardigheid kon herstellen.
Op een ijskoude vrijdag in februari lieten ze hem gaan. Om de dramatiek van zijn hertoetreding tot de wereld te vergroten, sliep hij eerst twee nachten in een hotel voordat hij op de derde dag, midden in de dienst van zijn vader, de kerk betrad. En om zijn wedergeboorte te benadrukken betaalde hij meer dan zijn budget hem toeliet voor een gloednieuw blauw pak. Die zondag arriveerde hij te vroeg bij de kerk. Hij hield zich vervolgens in een cafeetje verborgen om de tijd te doden, zodat de hele geloofsgemeenschap getuige zou kunnen zijn van zijn terugkeer. De openingsgezangen klonken al toen hij met een nederige tred het schip doorkruiste; de assistenten van de dienst meesmuilden. Hij ging op nog geen twee of drie rijen van het altaar zitten, in de rij tegenover die van zijn moeder, zijn broers en schoonzussen, de oudere neefjes en de neefjes en nichtjes die in zijn afwezigheid te wereld waren gekomen. Het was een van de assistenten die hem de straat opwerkte voor de predikant de preekstoel zou betreden.
De voordeur van Guadelupe’s was nog gesloten, zodat Marcus naar de dienstingang liep en daar hard aanklopte. Hij zat al onder het zweet en was nog niet eens begonnen met de klus. Het moest nu al bijna een jaar geleden zijn sinds zijn laatste perfectionisme-uitbarsting; hij herinnerde zich hoe hij op een dag zijn kamer kanariegeel had geschilderd tijdens een net zo onaangename hittegolf. Die dag was hij met het blik verf thuisgekomen en had het meisje dat meende er de dienst uit te maken met harde hand wakker gemaakt. In een handomdraai had hij haar met al haar bezittingen buitengezet. Daarna ruimde hij zijn hele appartement op, reinigde het toilet, zette alle meubels midden in de woonkamer en dekte ze af met een laken. Hij deed snel de vier muren en overwoog zelfs door te gaan met de keuken, maar hij gaf er toch de voorkeur aan een stoel onder het laken tevoorschijn te halen en, terwijl de eerste laag droogde, in het gebouw aan de over-
kant naar vogeltjes te speuren. De kamer bleef een halve middag onberispelijk – geboende vloer, uitgeklopte meubels, gewassen ramen -, maar hij vond geen krachten om de inspanning voort te zetten. Voor hem zat de genoegdoening erin dat hij de smerigheid van zijn buren kon zien vanuit een aseptische ruimte. Vervolgens belde hij zijn opdrachtgever met de mededeling dat hij in staat was nieuwe elektriciteitsklussen aan te nemen.
Hoewel hij geen horloge had, wist hij uit de stand van de zon af te leiden dat het niet meer zo vroeg was, en daarom klopte hij nog eens aan; maar nu met nog meer kracht. Driftig werd de deur opengegooid. Een jonge vrouw – fijne botten, smalle schouders, dunne, starre armen en benen – zei in het Spaans iets tegen hem, met een houding waarin je verrassing met angst zou kunnen verwarren. Marcus bedacht dat hij haar waarschijnlijk met één hand van de grond zou kunnen tillen en zei in het Engels dat hij hier was om de elektriciteit te repareren. Zij antwoordde dat hij door kon lopen, dat haar echtgenoot snel hier zou zijn. Hij voelde eens aan zijn slecht geschoren baard, beet op zijn onderlip en liep met professionele besluitvaardigheid naar binnen.
Binnen was het zo duister dat hij er gedesoriënteerd door werd. Een roerloze opwinding hield de lucht in vervoering: er bewoog iets tussen de meubels. De vrouw merkte dat hij zich ongemakkelijk voelde. De kinderen, legde ze uit voor ze hen een waarschuwing toesnaterde. In een oogwenk vluchtten ze naar een trap; hij zag alleen maar de laatste, van ongeveer tien, blootsvoets, gekleed in korte broek, zonder T-shirt, met een lang bovenlijf als dat van een geplukte kip. De vrouw snauwde hen opnieuw iets toe en de kinderen beantwoordden dat met gelach in een veraf gelegen kamer. Vervolgens leidde ze hem naar de woonkamer en liet zien waar de stoppenkast zat. De kokkinnen zijn om acht uur hier, zei ze; ik hoop dat u het probleem dan verholpen heeft; ik ben boven als u me nodig heeft.
Het restaurant leek op hoe televisieprogramma’s Mexico er vonden uitzien: met grote ramen, opgewekte pastelkleuren, ongelijke tafels. De relatieve vertrouwdheid ervan zorgde dat hij in staat was zich op zijn werk te concentreren. Hij ontmantelde de stoppenkast, controleerde de schakelingen en ontdekte al snel welk van de stopcontacten voor kortsluiting zorgde. Hij isoleerde de groep, verving de doorgebrande onderdelen, zorgde voor een nieuwe bedrading en maakte zo langzaam mogelijk de isolatoren schoon. Geregeld wierp hij een blik op de deur die op de woonkamer uitkwam, in de hoop dat hij een vogeltje zou spotten, welk dan ook.
Omdat de eigenaar van het restaurant op zich liet wachten en er niemand kwam om hem in de gaten te houden liet hij de stoppenkast openstaan zodat hij een tweede werkuur kon rekenen. Hij raapte zijn gereedschap bijeen, liep tus-
sen de tafels door, staarde uit de ramen naar buiten en bekeek aandachtig de lege keuken via het kijkgaatje van de deur; hij zei tegen zichzelf dat als hij geweten had dat het werk zo makkelijk zou zijn hij een krant zou hebben gekocht om iets te doen te hebben. Uiteindelijk ging hij aan een tafeltje dichtbij het toilet zitten om een dutje te doen, met zijn gezicht richting de duisternis waaruit een vogeltje zou kunnen opduiken. Dit, zo dacht hij, zou ik thuis nu ook zitten te doen.
Hij stond op het punt in slaap te vallen toen hij vanuit een toilet van het restaurant een heel zwak stemmetje hem met een bepaalde aandrang hoorde roepen. Hij stond op, zette de deur op een kier en richtte zijn oor zodat hij kon luisteren zonder naar binnen te hoeven kijken. Het was overduidelijk dat de stem zich tot hem richtte, en in het Spaans. Hij kreeg er de kriebels van, begon te zweten. Ja? vroeg hij in het Engels. De stem antwoordde hem opnieuw iets onbegrijpelijks. Het hart klopte in zijn keel; hij keek naar binnen en ontdekte dat hij vanuit een toilethokje geroepen werd, van achter een kunststof wandje. De bevende stem kon van elk wezen zijn behalve van een man, waarschijnlijk was het een kind. Ja? vroeg hij opnieuw. Het antwoord op die vraag begreep hij niet, al leek het dit keer van een heel jonge vrouw te komen; hij wist niet eens of het in zijn moedertaal was uitgesproken omdat hij voor zich zag dat de rest van de zwerm zich in het huis ophield, ver weg, en dat hij hier de enige was op de drempel van de glorie. Hij raakte het deurtje van de scheidingswand met de vingertoppen van zijn linkerhand en voelde hoe het meegaf: het was niet op slot. Hij slikte en vroeg nog eens waar de persoon om gevraagd had. De stem, misschien wel die van een oude vrouw, herhaalde in het Engels dat ze servetten nodig had. Hij liep naar buiten, pakte een handvol papieren servetten van de toonbank en ging weer naar binnen. Hij reikte met zijn linkerhand over het deurtje – hij zag hoe zijn eigen zweetdruppels de servetjes doortrokken – en zei: Hier zijn ze. De stem antwoordde dank je, of hij ze kon aangeven. Nog altijd besluiteloos legde hij zijn voorhoofd tegen zijn onderarm. Een moment later, met gesloten ogen, bewoog hij het stapeltje servetten over het wandje en voelde hoe ze uit zijn handen werden gegraaid. Hij zei: Geen dank, en maakte rechtsomkeert. Zo snel als hij kon sloot hij de stoppenkast, raapte zijn spullen bij elkaar en haastte zich de ruimte uit. Voor hij het gebouw verliet riep hij naar de vogeltjes dat hij later wel terug zou komen voor zijn geld.
Hij vond troost in de brandende zon die nu vol op Harvard Street stond. Hij zag voor zich dat hij met deze opdracht en met het geld dat hij aan zijn slet zou weten te ontfutselen voor hij haar het huis uit zou werken, een nieuw pak kon kopen. En drie blikken witte verf om het hele appartement een beurt te geven.