Bert Osinga
Het zomerkamp van Cornelis Kloos
Cornelis Kloos (1895-1976) is een zo goed als vergeten schilder uit Den Haag. In kleine kring is er nog de meeste waardering voor zijn schilderijen uit de jaren dertig en veertig. Dat waren meestal monumentale composities van naakte, zeer jonge meisjes in close-up bekeken en dik in de verf gezet, gemetseld haast. Ze leken verwant aan het werk van Balthus en dat was (en is nog steeds) de enige reden waarom ze geapprecieerd werden. Balthus romantiseerde zijn eigen beschermde en overgelukkige jeugd en gebruikte daar het beeld van de vrouw-op-komst voor, maar Cornelis Kloos had het over zijn verlangen naar de jeugd zelf. Verder beriep hij zich nergens op.
De latere aquarellen van Cornelis Kloos uit de jaren vijftig, die hij in series maakten hebben niets meer met Balthus te maken. Ik vind ze beter dan zijn vroeger werk, veel persoonlijker, maar niet meer te plaatsen. Spijtig genoeg werden ze nooit serieus genomen. Integendeel, voor zover zij opgemerkt werden, droegen ze er eerder toe bij om van Kloos een illegaal figuur te maken: een man die van al te jonge meisjes hield. Dat verwijt heeft Balthus nooit gekregen.
De figuurtjes in de aquarellen van Kloos zijn jeugdig en klein afgebeeld. Door die grote afstand van de maker voel ook ik me als kijker ergens buiten geplaatst, ver verwijderd van iets dat me fascineert maar waaraan ik geen deel mag hebben. Ik moet dan denken aan het werk van een andere zo goed als vergeten schilder. Dat is de Engelse Salaman die bij voorkeur spelende kinderen in achtertuintjes maakte en op het eind van zijn leven zijn medepatiënten (of -bejaarden?) in het ziekenhuis en die het altijd had over ‘different worlds’. Ook bij hem is er die grote afstand die sterk op mijn gevoel werkt. Achtertuintjes en een ziekenhuis bieden geen prettige aanblik. Het zijn de aangewezen lokaties voor het besef van een onontkoombare scheiding. In het bedenken van zulke lokaties was Kloos een meester; hij bracht er zijn seksualiteit mee op straat.
Jaren geleden tekende ik jonge kunstschaatsertjes in de Jaap Edenbaan in Amsterdam. Die kille omgeving benadrukte de afstand tot mijn modellen, met wie ik nauwelijks contact kreeg maar die ik wel mocht natekenen. Ik tekende toen mijn gevoel ‘er buiten te staan’.
Ik hou van kunstrijdstertjes, turnsters en majorettes. Meisjes zonder borsten, tomboys, (het zouden ook jongetjes kunnen zijn), meisjesachtiger kan niet, erg fris en schoongewassen. Zoals dat past bij kunstschaatsen en turnen. Als ik naar de Olympische Spelen kijk, naar het turnen, dan voel ik hoe ongenaakbaar die mooie jonge meisjes zijn. Vooral de adembenemende Russische, Chinese en Roemeense kinderen met hun harde, fascistische maar wel zeer jeugdige, kinderlijke koppen zijn bewegende beeldhouwwerken. Ik raak ontroerd door de combinatie van straffe discipline en onschuldig uitziende onvolgroeidheid.
Prille macho-heldinnen zijn eigenlijk heel verwarrend. Ze horen thuis in een schemergebied. Ze hebben geen leeftijd en geen geslacht. Ondanks de nare omstandigheden waarin ik ze tegenkom geven ze me een vakantiegevoel. Het Zomerkamp. De Kinderboerderij. Dat is altijd een geluksgevoel want elke vakantie doet denken aan de vakantie in je jeugd. Daar horen jonge meisjes bij. Want is het niet zo dat zulke meisjes Het Zomerkamp en De Kinderboerderij in hoogst eigen persoon zijn? Wat is er mooier dan jonge meisjes met dieren in de kinderboerderij?
Vakantie is een vacuüm: het leven gaat buiten het gewone leven om. Het is net een droom. Maar die droom speelt zich wel ergens af, in het bos bijvoorbeeld of aan de waterkant. Het is een stilgezet leven. En dat schilderde Kloos. Bewust heeft hij iets stilgezet.
De werken van Kloos zien eruit als illustraties van kinderboeken, meisjesboeken wel te verstaan. De paden op, de lanen in. Maar in jeugdboeken kom je zulke plaatjes toch niet tegen.
De kinderen op de aquarellen van Kloos zijn naakt. Ze dragen geen lingerie of andere seksuele attributen. Toch bestaan er foto’s van Kloos’ modellen die wel zo zijn uitgedost en ze werden door hemzelf gemaakt. Hij schilder-
de dat echter niet. Dat zegt iets. Zijn verheerlijking van het nudisme is een ware aanbidding van het lichaam. Zonder het stadse cynisme. De sekslingerie is stads-cynisch. De schilders van Die Neue Sachlichkeit (Otto Dix, Max Beckmann) waren er dol op. Voor Kloos was het naakte meisjeslichaam een fetisj. Laarzen, riemen, nylonkousen, pumps met hoge hakken passen niet bij kinderen. En ook niet bij de natuur.
Kinderen kunnen heel bloot zijn. Onder de douche, in het bad. Alleen al hun kleertjes zijn bloot, die hempjes en slipjes. Ik vind dat een heftig soort bloot; het is gewoonweg pornografisch. Zo bloot, als kinderkleertjes, zijn de blote meisjes van Kloos. Zo bloot is soms ook de natuur. Dat herinner ik me nog van mijn vakanties.
In de aquarellen van Kloos komen geen straten voor. Net als de lingerie ontbreekt ook elke aanduiding van de stad. Stadse gevels, vensters die interieurs tonen, zijn erg magisch en erotisch, ze laten je psychologisch fantaseren. Dat is niet het geval in het buitenleven van Kloos. Zijn fetisjisme geeft je het bevrijdende gevoel op vakantie te zijn, zonder zorgen, je hoeft nergens over na te denken, je bent nergens verantwoordelijk voor. Dat is precies wat ik van de seksualiteit verlang. Wat mij betreft is Kloos een van de weinige kunstenaars die ik ken die de seksualiteit emancipeerde. Het treurige is dat hem het tegendeel verweten wordt. Niet alleen de pedofilie, maar ook de seksualiteit in haar totaliteit is een taboe, dat alleen hypocriet benaderd mag worden. Ook dat zal wel altijd zo blijven.
Ik kan Kloos wel benijden om zijn ‘zuiver’ of ‘fris’ wereldbeeld. Het mijne is minder schoon. Voor mij bestaat er geen natuur en zijn er geen kinderen. Mijn paradijs bestaat uit zompige krotten, vrouwenlijven in zwarte of witte textiel (liefst 100% vinyl), met hun heftige, machinale handelingen. Ik ben Kloos niet.
Wat Kloos maakte, is waarachtig en dus verboden. Zo waarachtig als het seksuele verlangen van iemand die in de gevangenis zit.
Kloos was een burgerlijke schilder. Hij hoorde niet bij een artistiek,
intellectueel milieu omdat hij daar nooit au sérieux werd genomen. Juist in een burgerlijk milieu is pedofilie een groot taboe, want onder vrijgevochten artiesten is veel mogelijk maar bij brave burgers niet. Pedofilie wordt voor het grote publiek pas echt een groot zedenschandaal wanneer er jonge meisjes bij betrokken zijn; de liefde van een volwassene, man, voor een knaap heeft iets esthetisch. Zou Kloos knaapjes hebben geschilderd dan zou hij nu geaccepteerd zijn geworden in tenminste een homoseksueel milieu. Hij schilderde echter meisjes. Daarmee onderstreepte hij zijn burgerlijkheid en vanzelf het taboe van zijn voorkeur. Uitgerekend in de burgerlijke sfeer leeft deze hetero-pedofilie het sterkst: kunstrijdstertjes, turnsters en majorettes zijn uitermate burgerlijk, want heimelijk pervers. Naturisme hoort daar ook bij. Dat is de overwinning op het burgerlijke taboe, want het bloot is op zijn mooist, komt tot zijn recht, in de natuur. In de praktijk echter is die natuur niet zo ‘natuurlijk’. Op de camping, bij de caravan in een tuintje met siertegels heeft het naturisme direct een pornografisch effect. Daarom doen weldenkende lieden altijd schamper over naturisme: ze denken er die caravan bij en zien dus de pornografie waar ieder die zichzelf respecteert zich ver boven voelt staan. Dat is een kwestie van smaak maar het oordeel blijft hypocriet; hypocrisie, echter, is in het erotisch sentiment gegeven.
Omdat de burgerlijke Kloos niet ingedekt was door een vrijgevochten milieu was hij des te meer een gevangene op vakantie en ik vind zijn vakantie een uitkomst: een pracht van een wensdroom.
Kloos maakte collages. In mijn ogen is hij een surrealist. Hij combineerde het meisjesnaakt soms met een tankschip, een bospad of een sloot. Die associaties zijn geen beeldgrapjes maar sentimenten. De tank, het kanon, het vuur, het zeilbootje, de tas, zijn fetisjen. Daarmee nuanceerde hij zijn pedofiele ontroering. Het allermooist in zijn oeuvre is het blote meisje met de rugzak: dat is Kloos ten voeten uit, zo ziet zijn pedofiele bekentenis eruit en daarin volhardt hij. Hij associeerde op eigen kracht.
Op een zondagavond keek ik toevallig naar het TV-programma Zaal over de vloer. Ditmaal ging het over een atelierbezoek bij Phil Bloom. Phil Bloom gaat door voor een fantasievolle schilderes. Haar wereldbeeld is heel bizar. In dit programma had ze het over de stijve pik van Olivier B. Bommel die zij ‘een echte heer’ noemde. Dat soort dingen schildert ze graag: Mickey Mouse, Sneeuwwitje, Alice in Wonderland en O.B. Bommel dus, in compromitterende poses. Dat doet ze in een semi-klassieke stijl, want ze houdt ook van Rubens en van Rodin. Mij stoort het kunstcarnaval waarmee seks gepresenteerd wordt. Altijd is het dàt, wat men onder fantasie verstaat. Ik noem het camp.
Mickey Mouse is het symbool van de huidige relativiteit. Ik denk dat Disney dat destijds zelf ook zo zag. Ze gaan nu werkelijk Disneyland ook bouwen in de negerwijk Harlem, om alle rassen te verbroederen. Disneyland is relatief. Seks is relatief. Seks in Disneyland is dus het allerrelatiefst. Dat noem ik nou burgerlijk. Wat hieraan ontbreekt is ontzag. De geheimen van de seksualiteit zijn ontzagwekkend. De meeste kunstenaars van nu, die fantasievol worden genoemd en die openlijk seksueel zijn, bedrijven camp. Ze pretenderen boven het gevoel te staan. Ze zijn het gevoel ontgroeid. Iedereen lijkt wel volwassen op de dag van vandaag. Dat is dan erg tragisch want zonder ontzag voor de seksuele geheimen is een mens ook niet in staat te dromen.
In datzelfde atelier van Phil Bloom zag ik allerlei plaatjes aan de muur hangen. Ik herkende onder meer Rodin. Ineens echter zag ik een wandje vol met nudistenfoto’s. Die vielen op temidden van die fantasievolle kermis. Ze deden daar helemaal niet aan mee. Wat opviel was de betoverende kracht die ervan uitging. De rust vooral. Alsof ze uit een andere wereld kwamen. Die fotootjes werkten op mijn fantasie en ik begon weg te dromen. Ik zag gesloten gordijnen voor me en een lege muur. Een tafel, met een vrouw daarop en ik zag de tafelpoot. Bloemetjesmotief op het behang, donzen dekbed over het ledikant. Een kleerkast en een antieke kast. Ik zag alles wat tot mijn verbeelding spreekt en ik zat midden in De
Erotiek. Hadden daar de aquarellen van Cornelis Kloos gehangen dan zouden ze hetzelfde effect op mij hebben gehad. Zijn oeuvre heeft dezelfde sfeer en dezelfde werking als die nudistenfotootjes in het atelier van Phil Bloom: ze zullen nooit meedoen in de grote wereld. Ze plaatsen je naar buiten, je bent op vakantie, maar tegelijkertijd ben je zeer indringend binnen in je eigen erotiek. In de Moederkerk van de erotiek durf ik te beweren, want het ontzag dat Kloos had voor de geheime seksualiteit kun je net zo goed religieus noemen.