Charles B. Timmer
Russische notities
I. Een gedicht van Iosif Brodski
Onlangs maakte een Nederlandse dichter de volgende opmerking: ‘Dat wat ze hier in het westen de “Russische dreiging” noemen zou spoorslags verdwenen zijn, als in Moskou de verzamelde gedichten konden verschijnen van Iosif Brodski.’
Een op het oog politiek weinig zakelijke opmerking. Maar de goede verstaander leest er een duidelijke toespeling in, een toespeling op niet minder dan een omwenteling in Rusland.
Iosif Brodski is de in 1940 in Leningrad geboren Russische dichter die reeds door zijn eerste in handschrift verspreide verzen begin jaren zestig de steun en bewondering van Anna Achmatova verwierf en zich de verguizing en haat der Leningradse bureaucraten, zijn stadgenoten, op de hals haalde. Die in 1964 als ‘arbeidsschuw element’ tot vijf jaar dwangarbeid werd veroordeeld, die op de vraag van zijn (vrouwelijke) rechter: ‘Wat is uw beroep?’ het klassiek geworden antwoord gaf: ‘Ik schrijf gedichten…’, die in 1972 gedwongen werd Rusland te verlaten en die nu aan enkele universiteiten in New York college geeft, veel reist, veel schrijft, en veel roem oogst.
De gevangeniscel, anderhalf jaar verbanning in het Archangelsk gebied van het barre noorden van Rusland – en een katheder, een lectoraat, een gevierd dichterschap in New York on top of the world – dit is de wijde en weidse diapason van losif Brodski’s levensloop.
Uiteraard liggen in hem de herinneringen aan de sombere dagen van 1964-1965 hoog opgestapeld; enkele (niet vele) sporen ervan zijn in gedichten terug te vinden die in de verschenen bundels niet werden opgenomen,
in een kleine cyclus bij voorbeeld, Kamermuziek geheten, van gevangenisen kampgedichten uit 1964-1965, met o.a verzen als:
Een echo hiervan klinkt door tot in zijn laatste bundel Romeinse Elegieën (1982)2., in de Zesde elegie bij voorbeeld een regel als ‘Daardoor zijn wij gelukkig dat wij zo nietig zijn’, met even later ‘… en ongelukkig ook daardoor’ – dus nietigheid, leegte, vernedering en troost, elementen die dan weer als een beaming klinken op het slot van Rilke’s eerste Duineser Elegie: ‘dass erst im erschrockenen Raum… das Leere in jene Schwingung geriet, die uns… tröstet und hilft.’
Iosif Brodski wordt terecht (alleen niet in de Sovjetunie) de grootste levende Russische dichter genoemd, tegelijk is hij een dichter, van wie in zijn geboorteland tot op heden niet meer dan enkele versregels zijn gepubliceerd. Van Brodski kan men zeggen dat zijn poëzie op een onheilspellende manier ‘ón-sovjetrussisch’ en op een heil voorspellende manier Russisch is. Dit overdenkend kom ik tot de conclusie dat de geciteerde opmerking van de Nederlandse dichter zin en perspectief heeft: inderdaad – voorwaarde voor het verschijnen van een bundel verzen van Iosif Brodski in Moskou is een totale omwenteling in Rusland. Het merkwaardige hierbij is dat geen regel van de dichter Brodski politiek gekleurd is; zijn gedichten bezitten geen politieke lading, geen aanbevelingen voor vijfjaarplannen, zij hebben geen anti-sovjet tendens, leiden niet tot dissidentachtige aanvechtingen. Het enige politieke dat je erin ontdekken kunt is dat zij in hun verbluffende inhoudelijke rijkdom volslagen apolitiek zijn – althans de schijn wekken te zijn.
Van Iosif Brodski zijn in de Russische taal drie omvangrijke bundels
gedichten uitgegeven, naast veel verspreide gedichten in tijdschriften. Alle bundels verschenen in Amerika. Vertalingen van zijn werk zagen het licht o.a. in het Duits, Engels, Frans en Nederlands, vaak in boekvorm, alles in Amerika of Westeuropa.
Maar in zijn eigen land, in Rusland, zijn niet drie bundels, maar in totaal slechts vier korte gedichten van Brodski ooit waardig gevonden om in een ‘officiële’ periodiek gepubliceerd te worden. Het zijn: twee verzen, elk zestien regels lang, in 1966 in de almanak Molodoj Leningrad (Jong Leningrad), een bloemlezing proza en poëzie van jonge Leningradse dichters onder redaktie van de bekende literator Vera Ketlinskaja. En een jaar later twee gedichten in het poëtische jaarboek Den’ poëzii (Dag van de poëzie), 1967, namelijk: ‘Op het dorp woont God niet ergens in een hoek’ en het gedicht ‘Ter herdenking van T.S. Eliot,’ in totaal drie pagina’s poëzie. Vooral het Eliot- gedicht is opmerkelijk, niet in de laatste plaats als voorbeeld van wat er in de tweede helft van de jaren zestig in de Sovjetunie gepubliceerd kon worden.
Deze hommage van de ‘arbeidsschuwe’ Russische dichter Iosif Brodski aan zijn ‘kapitalistisch-reactionaire’ collega-dichter T.S. Eliot in Engeland bestaat uit een drieluik, waarvan ik het derde vertaalde:
(derde luik)
Het eerste in de almanak Molodoj Leningrad van 1966 afgedrukte gedicht van Iosif Brodski draagt geen titel, het is opgedragen aan M.B. en verscheen in een Engelse vertaling, zonder die opdracht, in de Amerikaanse periodiek Russian Literature Triquarterly,4. in een herdichting van George L. Kline, met onder het vers de datering February 2, 1962. Een Duitse vertaling ervan verscheen in 1966 in Lyrische Hefte 26, door Vera Strassburger.5. De Russische tekst verscheen opnieuw in de verzamelbundel Ostanovka v poestyne (Pleisterplaats in de woestijn).6. In de inleiding tot het boek wordt met name de tweede strofe van dit gedicht uitvoerig besproken. De belangstelling die zich op dit gedicht internationaal heeft geconcentreerd is derhalve opmerkelijk groot. Om die reden is een vergelijking der vertalingen niet
oninteressant; for good measure heb ik mijn eigen Nederlandse vertaling toegevoegd. Als uitgangspunt eerst de originele Russische tekst met een zo letterlijk mogelijke vertaling:
De letterlijke overzetting:
De Engelse tekst van dit gedicht luidt bij George L. Kline als volgt:
En nu de Duitse lezing van Brodski’s gedicht:
Dan ten slotte mijn Nederlandse weergave van dit gedicht van Iosif Brodski:
Wat in dit gedicht van Brodski opvalt is het ‘opsommingseffect’, dat is, de dichter wekt de indruk dat hij met een projectorlamp werkt die bundels licht over het ene voorwerp naar het andere laat glijden, waarbij de in het licht gevangen voorwerpen om beurten genoemd worden. Reeds in de eerste in het buitenland verschenen verzameling der gedichten van Brodski (1965),7. wordt door Georgi Stoekov in de inleiding de aandacht op deze kunstgreep gevestigd: ‘de vele originele en afwisselende vormen van herhaling…’ ‘In een uitbundige hoeveelheid komen deze herhalingen voor in Brodski’s lange gedicht Grote Elegie. Aan John Donne, dat een honderdtal variaties op het thema slaap bevat. Het lange gedicht begint zo:
Het is de opsommings- en herhalingstechniek, zoals die veelvuldig in het Russische volkssprookje wordt toegepast en zoals wij die ook aantreffen bij Poesjkin (Tsaar Saltan) of bij Nikolaj Zabolotski in diens ‘Merknoet znaki Zodiaka’ (‘De tekens van de Zodiak verbleken’) bij voorbeeld.9. In wezen gaat het hierbij om het beat-effect, in het John Donne gedicht 92 regels lang volgehouden; ‘alles slaapt’ wordt er elf maal letterlijk verzekerd, alles, meubels, huizen, steden, God en duivel en ook de rijmwoorden van John Donne, en zijn gedichten, en John Donne zelf. Net als in het sprookje gaat zo’n gedicht door dit herhalingseffect de indruk van iets statisch maken: het is de beschrijving, de evocatie van een bevroren wereld geworden, waarin dan de laatste versregels met de kracht van een cycloon inslaan.
Iets dergelijks vindt nu ook plaats in ‘Ik sloeg mijn armen om die schouders…’, een gedicht, waarin als het ware wederom een lichtbundel glijdt van stoel naar muur, naar tafel, divan, kachel, buffet, enz. om al die dingen te benoemen. Heel karakteristiek voor Brodski zijn ook hier de laatste, afsluitende versregels, (met een ingebouwde herhaling in de laatste regel), die het verstarde totaalbeeld oplossen in beweging, of liever bewegelijkheid.
En het is vooral hier, waar de Engelse dichter Kline zijn lezer in de steek laat: het ‘they abhorred it’ in de laatste regel mag dan een ingenieus rijm op ‘its frozen orbit’ zijn, in de derde regel van onder, maar in de eerste plaats heeft het origineel niets van dit ‘abhor’-element en in de tweede plaats is het herhalingseffect volkomen verdwenen, dat juist hier de belangrijke rol van afsluiting en onderstreping had. De Duitse en Nederlandse vertalingen hebben dit effect van de laatste regel behoedzaam gehandhaafd en daardoor het gedicht op peil gehouden. De Engelse versie geeft bovendien een gedicht dat te nadrukkelijk direct aan een vrouw is gericht: ‘I bent to kiss your shoulders’, en ‘I saw your room…’ enz., terwijl het origineel voor zo’n veronderstelling weinig steun biedt. De Duitse vertaling is qua vorm en metrum in het oog vallend stuntelig, jammer, want inhoudelijk is de adequatie van de vertaling groter dan die der andere versies. In de Nederlandse
versie is een poging gedaan het uiterst subtiele evenwicht dat tussen vorm en semantische inhoud moet worden gevonden, in tact te houden. En daar gaat het uiteindelijk toch om bij het vertalen van gedichten, zo wil het mij voorkomen. – Dit doet mij denken aan een artikel van Iosif Brodski met de opmerking daarin: ‘I recall how Akhmatova wept when she saw what one English poet’s translation had done to her.’ – Zulke tranen te voorkomen – dat is, dunkt me, de voornaamste taak van de dichter-vertaler.
2. Een gedicht van Anna Achmatova
Dat een auteur over gepubliceerde vertalingen van zijn werk soms tranen vergieten kan, toont Iosif Brodski aan in een artikel, een boekrecensie, die hij in 1973 schreef voor de New York Review over de bundel Poems of Akhmatova, selected, translated, and introduced by Stanley Kunitz with Max Hayward.10.
Brodski legt in zijn bespreking een gedicht van Achmatova in de vertaling van een dichter (Stanley Kunitz) en een slavist (Max Hayward) onder de loupe. Het is een uit de jaren dertig stammend gedicht, geschreven na de arrestatie van Achmatova’s zoon in 1934. Het is in zijn verbluffende eenvoud het meest honende ‘Stalin-gedicht’ dat ik ken, bijtender, schrijnender dan het bekende spotvers op Stalin van Osip Mandelsjtam.
In het origineel en letterlijk vertaald ziet het gedicht er zo uit:
Dit is:
In het origineel bestaan de acht versregels uit het voor Anna Achmatova zo typische metrum van drie anapesten, met een rijmschema van abab.
In mijn poging tot weergave van het gedicht in het Nederlands moest ik het metrum wijzigen, het werd een vijfvoetige jambe; het rijm heeft in dit gedicht een uitzonderlijk evocatieve kracht en moest dus gehandhaafd blijven. Ziehier mijn vertaling:
De Engelse vertaling van het team Kunitz en Hayward luidt als volgt:
Welnu, deze Engelse versie heeft Iosif Brodski tot tranen toe bedroefd. En terecht: Kunitz heeft én rijm én metrum als quantités négligeables opgegeven, maar van de aldus gewonnen vrijheid geen gebruik gemaakt om dan in ieder geval inhoudelijk adequaat te vertalen, in tegendeel: bijna geen regel klopt met het origineel. Brodski vraagt zich af, waar Kunitz die pompeuze opening met een ‘door dromen dwalend spook’ vandaan heeft; hij wijst erop, dat Achmatova niet voor niets schreef ‘… ga brullen, blaat’ – door Kunitz alleen met ‘bleating’ weergegeven; hij betreurt de omzetting der regels 4-8 van de vertaling, waardoor aan het geheel een totaal ander accent wordt gegeven; hij ziet niet in, waarom de Engelse versie uit tien regels moest bestaan, terwijl Achmatova aan acht genoeg had. Maar het ergste zijn voor Brodski – trouwens voor iedereen die gedichten lezen kan – de laatste twee regels, waarin de Amerikaanse dichter en de Engelse slavist de ‘kindertjes’ hebben geschrapt (en dat ondanks de twee extra regels die zij zich hebben toegeëigend!). Inderdaad, het ging en gaat in dit gedicht niet om Stalin’s smaak alleen, maar ook om die van ‘zijn kindertjes’, dat wil zeggen, zijn duizenden handlangers, beulen, jabroeders en trawanten. Zo als het Engels lezende publiek dit gedicht van Achmatova krijgt voorgeschoteld, lijkt het, of het om een persoonlijke grief van één persoon tegen een andere gaat, maar dit is dan zulk een regelrechte verdraaiing, vervalsing en ontkrachting van een sterk gedicht dat de maker ervan inderdaad in tranen zou zijn uitgebarsten, als het lot er haar niet voor had behoed die vertaling ooit onder de ogen te krijgen.
3. Een gedicht van Wilfred Smit
Het gebeurde in Amsterdam, in 1972. Ik was toen adjunct-directeur van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Wilfred Smit werkte bij dat instituut als slavist op de Oosteuropese afdeling, voornamelijk op de titelbeschrijvingen van binnenkomende Russische en Poolse boeken voor de bibliotheek. In zeker opzicht was mijn positie toen uniek: enkele jaren lang was ik ‘de baas van een dichter’.
Misschien lag het aan die situatie, dat wij niet erg veel contact met elkaar hadden. Ik herinner mij slechts één enkel raakvlak: ons beider bewonde-
ring voor de gedichten van de jonge Pasternak. Zowel Wilfred Smit als ik hadden uit Pasternak’s bundel Thema’s en variaties (1923) het gedicht ‘Vesna’ vertaald, hij onder de titel Voorjaar, ik onder de titel Lente. Ik geef hier beide versies, maar om de merites der vertalingen te kunnen beoordelen, eerst de originele tekst en een letterlijke overzetting van dit korte gedicht:
Letterlijke vertaling:
Bij Wilfred Smit luidt dit gedicht in het Nederlands (het staat in zijn Verzamelde Gedichten):
(Naar Pasternak)
Mijn vertaling was aanvankelijk in 1958 verschenen, toen, in een ietwat veranderde vorm in 1970:11.
Ik herinner mij dat wij over dit gedicht en over onze vertalingen ervan een keer van gedachten hebben gewisseld. Ik had een opmerking gemaakt over zijn vierde regel, dat ik die niet zo geslaagd vond en dat ik die ‘was mee teruggekomen uit het hospitaal’ als een moedwillig aangebrachte dissonant onderging en dat zulke dingen bij Pasternak niet voorkwamen. Ik weet niet precies meer, wat Wilfred Smit hierop antwoordde, waarschijnlijk niets behalve het brede gebaar, waarmee hij me op de woorden wees die onder zijn gedicht stonden: ‘Naar Boris Pasternak’, met andere woorden, dit is mijn gedicht…
Veel verder zijn onze gesprekken, geloof ik, nooit gekomen.
Toen ik in 1972 de ‘pensioengerechtigde leeftijd’ had bereikt, is hij mij op mijn verjaardag een exemplaar van zijn toen net bij Meulenhoff verschenen Verzamelde Gedichten (1971) komen aanbieden, met een opdracht erin en met een los vel eraan toegevoegd, waarop een gedicht van zijn hand dat hij aan mij had gericht – om mij te troosten:
17.II.’72
Als een zegel op een oorkonde, zo prijkt onder aan het gedicht zijn signatuur. Een abstracte lijntekening met een sterk verlangen in zich om concreet te worden: wilfred smit.
Zo was zijn handtekening en zo was hij zelf.
Een half jaar na dit geschenk is hij overleden, hij was achtendertig jaar oud.
15.12.1982
- 1.
- Het vijfde gedicht van de uit zes verzen bestaande cyclus ?Kamernaja Moezyka?, in het tijdschrift Echo, red. vi. Maramzin. Parijs 1978, p. 11.
- 2.
- Rimskije elegii. New York, Russica Publ. 1982.
- 3.
-
Den’ po?zii 1967. Leningrad, Sovetski Pisatelj, 1967, pp. 134-135. De letterlijke vertaling luidt:
?Apollo, neem de krans af / leg die neer aan de voeten / van Eliot, als de grens / voor onsterfelijkheid in een wereld van lichamen. / Lawaai van stappen en klank van de lier/ het bos rondom zal [het] herinneren / voor het geheugen zal dienen / alleen dat wat zal leven. / Het bos en dal zal herinneren / herinneren zal Aeolus zelf / herinneren zal ieder grasje / hoe Horatius Flaccus het wilde. / Thomas Stearns, wees niet bang voor geiten / hooien is ongevaarlijk. / Het geheugen behoedt, zo niet graniet / dan wel de paardebloem. / Zo gaat de liefde heen / voor goed, in de nacht van anderen, / afbrekend de kreet, de woorden, / onzichtbaar geworden, hoewel levend. / Jij ging heen, naar anderen, maar wij / noemen dit het rijk van het duister. / Een gebied dat afgesloten is. /Jaloezie verlangt het zo. / Bos en wie zullen [zich hem] herinneren / alles rondom zal zich herinneren / zo als een lichaam (de wereld is niet leeg) / zich de liefkozing van hand of mond herinnert.?
- 4.
- Russian Literature Triquarterly, no. 1. Onder redactie van Carl R. Proffer en Ellendea Proffer Ann Arbor, Mich. Ardis, 1971, p. 77.
- 5.
- Gedichte von Jossif Brodskij. Lyrische Hefte 26, onder redactie van Arnfrid Astel. K?ln-M?lheim 1966.
- 6.
- Ostanovka v poestyne / Halt in the Wilderness, onder redactie van Max Hayward. New York, Izd. im. Tsjechova, 1970.
- 7.
- Stichotvorenija i po?my. Washington D.C., Inter-Language Lit. Association, 1965.
- 8.
- Ibid., p. 130.
- 9.
- Nikolaj Zabolotski, Stichotvorenija, onder redactie van G.P. Struve en B.A. Filippov. Washington D.C., Inter-Language Lit. Association, 1965, p. 82.
- 10.
- Ik citeer de Londense editie: Poems of Akhmatova, selected, translated, and introduced by Stanley Kunitz with Max Hayward. London, Collins & Harvill Press, 1974.
- 11.
- Boris Pasternak, Gedichten. Vertaald en ingeleid door Charles B. Timmer (met Russische tekst). Amsterdam, G. van Oorschot, 1958. In 1970 in Hasselt, Heideland, in 1982 in bundel Kwartet, Amsterdam, Arbeiderspers.