[Tirade december 1977]
Charles B. Timmer
Russische notities
I Een Russische reisgids voor Nederland
Iedereen weet dat een sovjetrussische schrijver die de kans heeft gekregen om te emigreren ‘aan onthullingen gaat doen’, zodra hij de grens van zijn vaderland heeft overschreden. De Russische autoriteiten scheppen voor deze onthullingen een permanent vruchtbare bodem. Men hoeft niet eens zelf een dissident te zijn om deze neiging tot ontmaskering te begrijpen. Een verlangen dat – en uiteraard in een nog meer toegespitste vorm – ook opgaat voor tal van de pen hanterende personen onder de grote groep Russische joden die de laatste jaren naar Israël zijn geëmigreerd. Daarginds, in het nieuwe vaderland, zijn dag- en weekbladen ontstaan in de Russische taal, met de merkwaardige bijzonderheid – bij voorbeeld in het dagblad Nasja strana (Ons land) – dat het redaktionele gedeelte dan compleet in het Russisch is, maar het hele advertentie-apparaat in het Hebreeuws. Er zijn maandbladen gekomen die de oude Russische traditie volgen der zgn. ‘dikke tijdschriften’, er zijn Russische periodieken over beeldende kunst, politiek, belletrie, bladen van een betrekkelijk hoog cultureel gehalte en ook zulke die, in de trant van een Magriet of Avenue bij ons, aan de behoefte van een zekere sub-cultuur moeten voldoen.
Maar wat bij de in Tel-Aviv, Haifa, Jerusalem verschijnende Russische periodieken wel opvalt is de genoemde onthullingsimpuls. In de bagage van de immigrant liggen bundels herinneringen, pakken ressentimenten en opgekropte waarheden die aan het licht moeten worden gebracht. Praten over het oude, over het verleden, over willekeur en staatsmisdaden in het afgedankte vaderland is voor velen onder deze schrijvers hun
voornaamste inbreng – het nieuwe vaderland is nog te veel terra incognita om als inspiratiebron te kunnen dienen.
Bij sommigen onder deze ex-sovjetschrijvers in Israël slaat de ‘ontmaskeringswoede’ zo ver door dat zij ook onthullingen gaan doen over toestanden buiten het door geboorte en opvoeding welbekende staatsgebied. In een in Tel-Aviv verschijnend Russisch weekblad dat de naam Kloeb (Club) draagt – en waarvoor Amerikanen en Canadezen zich voor de niet geringe prijs van $90 per jaar kunnen abonneren – stond een paar jaar geleden een curieus artikel over een zeker land, ‘Nederland’ geheten en daarbij nog over een bepaalde plaats in dat land, namelijk een ‘dorp’ in Overizelj, door de auteur Stafchorst genoemd. De intelligente Nederlander die zijn geografie kent, raadt wel meteen dat hiermee weer eens Staphorst is bedoeld. Hij vergist zich echter deerlijk, wanneer hij meent van alle toestanden en bijzonderheden in zijn onmetelijke vaderland op de hoogte te zijn. Zijn ontwetendheid wordt in dit in Tel-Aviv geproduceerde artikel dat onder de titel De moderne tijd – verboden in Club verscheen, aan de kaak gesteld. Het opstel bevat zoveel concrete informatie dat ík althans mij over mijn gebrek aan kennis diep heb geschaamd. Een sovjet-russische emigrant heeft mij uit Israël de ogen moeten openen voor toestanden die op een half uur autorijden van mijn woonplaats bestaan! Overigens heeft het volgens de – anonieme – auteur van het Russische artikel geen zin er per auto heen te rijden: auto’s zijn in Stafchorst door de ‘oudsten’ (ouderlingen? B & W?) verboden, evenals trouwens radiotoestellen, televisie, kranten en tijdschriften. Zelfs het Russische weekblad Club mag in Staphorst dus niet gelezen worden. Men mag in die plaats ook geen moderne kleren dragen, toeristen hebben uitsluitend toegang met een vergunning van de ‘dorpssovjet’ (zo staat het er) en moeten zich dan eerst een lijfelijke visitatie en een onderzoek van hun persoonlijke bagage laten welgevallen. Sigaretten, transistors, vulpennen en geld – het wordt hun alles bij de grensoverschrijding afgepakt. De enige gunst die de toerist behoudt is het bij zich mogen dragen van een fotoapparaat – nochtans, hij mag alleen weilanden fotograferen en ‘compleet aangeklede personen’. Je mag ook geen boeken bij je hebben die op de ‘zwarte lijst’ van Staphorst staan en wie een katholieke krant bij zich draagt loopt
met open ogen zijn ondergang (in Staphorst) tegemoet. De aldaar op school gebruikte leerboeken vertonen op vele bladzijden met drukinkt zwart gemaakte regels.
Het artikel van onze Russische specialist wordt vervolgens zó leerzaam dat het beter is de rest in zijn geheel te vertalen, waarbij wel met spijt en beschaming moet worden aangetekend dat ons zulk een boodschap en zulke kennis omtrent onszelf via de Russische taal uit Israël moet worden gebracht.
Na een kort historisch overzicht gaat de anonieme auteur verder: ‘Het is bevreemdend dat de fiets er niet verboden is, maar hier spreekt de eigenaardigheid van het landschap kennelijk een woordje mee. Bij alle puritanisme van de zestiende eeuw maakten de Hollanders ‘s winters gebruik van… schaatsen, terwijl ‘ijzeren schoeisel’ in Frankrijk bij voorbeeld nog in de negentiende eeuw als iets gênants werd beschouwd… Het dorp Stafchorst wordt dikwijls door regens overspoeld, de lange rokken en wijde broeken worden onder het lopen onvermijdelijk nat, maar op de fiets blijven de voeten droog.
Politie kent men in Stafchorst niet; dagelijks wordt op de handhaving van de orde toegezien door een afdeling vrijwilligers, gekozen door de domineesraad. Deze, de ‘dominee-sovjet’ verzorgt ook de registratie der huwelijken en geboorten en heeft de rechtspraak in handen. De plaats heeft zijn eigen gevangenis, met één dief erin die een straf van vijf jaar moet uitzitten en die dagelijks op de brink met een bezem in de hand dwangarbeid voor het welzijn van de gemeenschap verricht. Voorts is er nog een paardedief die boven de door hem reeds uitgezeten drie jaren nog zes jaren moet brommen: hij had namelijk geprobeerd om tegen de rechtbank te jokken. Een moord heeft in Stafchorst voor het laatst in 1936 plaatsgevonden: de moordenaar werd door middel van de guillotine die er nog steeds in gebruik is onthoofd. Een gelijke strafmaat als voor moord geldt voor verkrachting, voor ontucht met minderjarigen en voor het aannemen van steekpenningen. Het feit dat genoemde misdaden zo zelden worden gepleegd wil niet zeggen dat de in deze plaats geboren en getogen mensen zo uitzonderlijk eerlijk en fatsoenlijk zijn. Mensen met de neiging tot een afwijkende moraal gaan gewoon naar Amsterdam.
Zoals mij een jonge, naar Amsterdam gevluchte man vertelde: ‘Ze kunnen me oplazeren, die dominee’s! Die zijn me verdomme nog in staat om een knaap naar de guillotine te sturen die het gewaagd heeft een of andere griet te versieren zonder met haar getrouwd te zijn.’
Ik ben toch van plan die guillotine in Staphorst eens te gaan bekijken. Met een beetje geluk maak ik misschien nog een terechtstelling mee. Alleen – zonder auto is het me te ver. Bovendien weet ik niet, hoe je er komen moet. Het beste is om eerst even mijn licht te gaan opsteken bij de redaktie van het Russische tijdschrift Club in Tel-Aviv.
2 Anekdotische notities
Een Russische dood
Op 21 april van het jaar 1950 overleed in het Verre Oosten, in Shanghai, een man van de Russische nationaliteit, Georgi Mazaroek geheten. Over het leven van de heer (of van ‘kameraad’) Mazaroek is mij niets bekend. Over zijn dood kan ik het volgende melden.
Het stoffelijk overschot van de éénenvijftig jaar oude Rus werd gecremeerd en de urn met de as werd aan boord van het Amerikaanse stoomschip ‘General Gordon’ gebracht met de opdracht om deze lading in San Francisco af te leveren aan de persoon die er naar zou vragen, een neef die aan boord zou komen om zijn oom in ontvangst te nemen. Maar toen de ‘General Gordon’ in de haven van San Francisco lag, is er geen neef komen opdagen en de urn met inhoud kon niet aan land worden gebracht. Sindsdien reist de as van de Rus Mazaroek vijfentwintig jaren lang op ss. ‘General Gordon’ gratis tussen Azië en Amerika heen en weer, omdat in Shanghai niet alleen levende, maar ook dode Russen niet zo maar aan land mogen en anderzijds de Amerikaanse immigratiewetten de toegang van een dode immigrant in de usa niet tolereren. De kapitein van het schip kon het niet over zijn hart verkrijgen de urn met as, of de as zonder de urn, over boord te gooien. Pogingen van de scheepvaartmaatschappij bij de betrokken instanties, bij de consulaire vertegenwoordigers van de ussr, bij emigrantenorganisaties e.d. om inlichtingen in te winnen
bleven zonder resultaat.
Er kwam geen antwoord.
Een onderzoek bij het State Department naar de neef die in Frisco de urn met zijn oom van boord zou halen leverde niets op.
Er kwam geen antwoord.
Een kwart eeuw lang reist er een dode Rus tussen de volksrepubliek China en de usa op en neer. In een geheime missie misschien. Met speciale opdrachten. Een tot as vergane spion. Ik heb hem in het Russisch naar de geheimen van de Stille Oceaan gevraagd.
Precies: er kwam geen antwoord.
Een geniale drukfout
Toen ik onlangs de drukproeven kreeg van een artikel over de roman Lenin in Zürich van A. Solzjenitsyn, zag ik dat de zetter in de titel een hoogstmerkwaardige zetfout had gemaakt. Zonder het boek gelezen te hebben, zelfs zonder op de hoogte te zijn van de historische details van het gebeuren in Zürich in de jaren 1916-1917, had de zetter met geniale intuïtie doorschouwd wat het thema van het boek was: Lenins verwoede pogingen tijdens zijn verblijf in Zwitserland als Russische emigrant om in Zürich aan geld te komen voor zijn terugreis naar Rusland. De juiste titel was dus volgens de zetter van de drukproef niet Lenin in Zürich, maar – Lenen in Zürich.
Een aantrekkelijke annonce
In een Russisch dagblad dat in Amerika verschijnt viel mijn oog enige tijd geleden op een advertentie die het bezoek aan een ‘niteclub’ wilde stimuleren. Na de gebruikelijke aanbeveling van het etablissement luidde de tekst verder: ‘Cocktails, maaltijden, buikdansen. Onder rabbinaal toezicht.’
Antisemieten
In Odessa met zijn grotendeels nog joodse bevolking is het antisemitisme onder de joden de laatste jaren gelukkig sterk toegenomen.
Deze wat zonderlinge mededeling vraagt om een nadere, niet semitische,
maar semantische verklaring.
Een paar jaar geleden probeerde men niet alleen in Odessa, maar in alle Russische steden het schrikbarend toegenomen drankmisbruik te bestrijden door de winkels die sterke drank verkochten vervroegd te sluiten, nl. om zeven uur ‘s avonds. Het Russisch voor ‘tot zeven’ is ‘do semí’. De arbeiders uit de dagploeg moesten zich enorm haasten om nog vóór ‘semí’ in de drankwinkel te zijn. Wie dat gelukt was, werd een ‘semiet’ genoemd, een ‘zevenaar’. De pechvogels die voor een dichte deur kwamen en ook de arbeiders van de avondploeg die al naar hun werk waren, kregen de naam van ‘anti-semieten’. En daar er steeds meer telaatkomers kwamen, heeft de vervroegde winkelsluiting reeds goede resultaten voor de drankbestrijding opgeleverd: het ‘antisemitisme’ is toegenomen: ‘antisemitisme’ van overheidswege.
3 Dostojevski en zijn vrouw
Zoals men in de Herinneringen van Anna Grigorjevna Dostojevskaja (Amsterdam, 1975) kan nalezen, leefde de Russische schrijver in de jaren 1867-1871 met zijn jonge tweede vrouw in vaak allerarmoedigste omstandigheden in Westeuropa. De armoede was voor een groot deel Dostojevski’s eigen schuld: hij vergokte al zijn geld aan de roulettetafels in Homburg, Baden-Baden, enz. en bracht daarbij de laatste sieraden van zijn vrouw ten offer. Dan moesten er inderhaast bedelbrieven naar Rusland geschreven worden, naar zijn vriend, de tijdschriftenredakteur en uitgever Michail Katkov – in wiens maandblad de roman Misdaad en straf voor het eerst was verschenen – met een bede om zo snel mogelijk geld te sturen.
Het wonderbaarlijke karakter van Dostojevski’s vrouw treedt tegen de donkere achtergrond van die ontberingen helder aan het licht. Samenhokkend ergens in een goedkoop pensionnetje, in een vreemd land, met een zieke neurastenicus als echtgenoot, zelf zwanger en zonder een cent in huis, wist Anna Grigorjevna Dostojevskaja haar gevoel voor humor nog te bewaren. Op een keer, ruim een jaar na hun vertrek uit Rusland,
en kort na de dood van hun eerste baby, Sonja, maakte zij een spotvers op haar man dat als volgt eindigde:
Gedateerd: 12 juli 1868, Vevey
Deze gegevens komen voor in deel 86 van de in Moskou verschijnende onvolprezen reeks Literaire Nalatenschap (1973). Zij staan niet in de gepubliceerde memoires van A.G. Dostojevskaja, jammer, want alleen al deze twaalf versregels geven een levensbeeld van Dostojevski omstreeks 1868, dat in zijn welsprekende beknoptheid moeilijk te overtreffen is. Samen met tal van andere curieuze bijzonderheden staan zij in de Dagboeken van A.G. Dostojevskaja, die eerst nu, ruim honderd jaar nadat zij op schrift waren gezet in het Russisch zijn verschenen. De toen twintigjarige vrouw van Dostojevski, zelf stenografe van beroep, heeft deze dagboeknotities in een persoonlijk stenografisch systeem opgetekend tijdens haar verblijf met Dostojevski in het buitenland, een systeem dat eerst 55 jaar na de
dood van de schrijfster (1918) door een Russische specialiste, Ts. M. Posjemánskaja, kon worden ontcijferd.
A.G. Dostojevskaja had haar steno-systeem niet alleen bedacht om indrukken en belevenissen snel op papier te kunnen vastleggen, maar tevens om te maken dat Dostojevski (een argwanend man) haar intieme notities niet zou kunnen lezen in het geval dat hij haar dagboek schriften plotseling zou ontdekken. In tegenstelling tot de in 1925 officiëel gepubliceerde en nog door Anna Grigorjevna zelf voor haar dood persklaar gemaakte Herinneringen zijn de Dagboeken aan geen vorm van ‘zelfcensuur’ onderhevig geweest en dus bij uitstek de authentieke verslagen over haar samenleven met Dostojevski tijdens hun rondzwervingen in Dresden, Baden-Baden, Genève, Vevey, Florence in 1867-1868.
4 Een onvoltooide notitie
Het september/oktober nummer van Tirade is in zijn geheel gevuld met beschouwingen over het thema: het onvoltooide. Het onvoltooide in de muziek, beeldende kunst, literatuur. Jammer genoeg hoorde ik van het redaktieplan om een speciaal nummer van Tirade aan dit onderwerp te wijden pas, toen dit nummer reeds – voltooid was. Anders zou een bijdrage over het ook in de Russische literatuur optredende verschijnsel der ‘onvoltooidheid’ zeker op zijn plaats zijn geweest. Ik zou dan gewezen hebben op een merkwaardig fenomeen dat zich bij het ‘onvoltooid-zijn’ van een kunstwerk kan voordoen, namelijk, dat dit heel dikwijls de figuur van de voltooier in het leven roept. In de Russische muziek was, zoals bekend, Rimski-Korsakov zo’n ‘beroepsvoltooier’. Deze componist kon bij wijze van spreken geen onafgemaakte partituur van een collega in handen krijgen, of hij moest het stuk afmaken: dat deed hij bij werken van Moesorgski, Borodin, Glinka.
De Russische literatuur levert een rijke hoeveelheid materiaal voor het bestuderen van en het filosoferen over het verschijnsel van het ‘onvoltooide’. Ik zou in mijn – nu niet geschreven – bijdrage gewezen hebben op Poesjkin (iedere schrijver over Russische literatuur begint altijd met
Poesjkin), ik zou een aantal onafgemaakte prozawerken van de dichter hebben aangehaald, als de roman Doebrovski, de novelle Egyptische nachten en Het dorp Gorjoechino* – en ik zou een poging hebben ondernomen om een antwoord te vinden op de vraag, waarom bij voorbeeld een roman als Doebrovski, waar toch zoveel vaart in zat, niet werd voltooid, terwijl de roman De kapiteinsdochter* wel een afgerond werkstuk is geworden, of ik had willen ontdekken, wat er met Egyptische nachten aan de hand is geweest, waardoor dit werk een fragment is gebleven.
Voortbordurend op het thema zou ik een der grootste onvoltooide werken uit de wereldliteratuur hebben genoemd, de roman Dode zielen** van Gogol. Ook hier zou het wederom uitermate verlokkend zijn geweest te onderzoeken, wáárom het boek ‘niet af’ is. Een pikante bijzonderheid bij Dode zielen is bovendien dat het boek wel voltooid is geweest, maar dat de auteur hier de voltooiïng teniet heeft gedaan door de afsluitende delen van zijn boek te verbranden.
Ik zou vervolgens de aandacht hebben gevestigd op de onvoltooide roman van Dostojevski Netotsjka Nezwanova*** uit 1849. De oorzaak van het feit dat dit boek als fragment is blijven liggen is de omstandigheid dat Dostojevski op 23 april 1849 werd gearresteerd. Maar waarom heeft hij de roman na zijn terugkeer uit de verbanning tien jaar later niet afgemaakt? Een curieuze omstandigheid hierbij is dat een Duitse scribent in de jaren vijftig, een zekere Herr E. Krieger, dezelfde vraag heeft gesteld, verder, dat deze ‘voltooier’ in zijn deutsche Ordnungsliebe zo’n slordigheid niet kon verkroppen en de roman daarom met deutsche Gründlichkeit zelf heeft afgemaakt onder de veelzeggende titel Der heilige Liebesbund. Deze titel zal men in de bibliografie der verzamelde werken van Dostojevski vergeefs zoeken, maar zou wel uitstekend op zijn plaats zijn in een tiendelig handboek en bibliografie ‘Onzin over Dostojevski’ genaamd.
En ten slotte zou ik op een andere variant van het onvoltooid-zijn hebben gewezen, namelijk op een roman, waarvan niet het slot ontbreekt, maar het begin. Ik denk aan de grote roman Tsjevengoer van de Russische schrijver uit de sovjetperiode, Andrej Platonov (1899-1951). De in 1972 in Parijs verschenen Russische tekst van de roman begint met een volle regel stippeltjes. De Duitse vertaling onder de titel Unterwegs nach Tschevengur (1973) begint met: ‘…aus der Stadt. Rings um Úrotschjev war der Boden fest und trocken.’ De Franse vertaling geeft niet eens de indicatie dat er aan het begin iets ontbreekt en valt met de deur in huis: ‘Partout autour d’Ourotchevo, la terre était ferme.’ (Les herbes folles de Tchevengour, 1972). En toch bestaat het begin van de roman, toch zijn de eerste hoofdstukken ergens afgedrukt. Maar Platonov kon tijdens zijn leven dit vervolg niet meer publiceren: de uitgeverij (Russische staatsuitgeverij) weigerde de voortzetting ervan om reden ‘dat de revolutie in de roman onjuist is uitgebeeld, dat men het hele werk zelfs als een contra-revolutionair geschrift zal opvatten’, zoals Platonov in een brief aan Maxim Gorki schreef. Als de plaatsruimte het voor mijn nu in de pen gebleven bijdrage voor Tirade had toegelaten, zou ik nog van iets anders gewag hebben gemaakt, namelijk van een merkwaardige tegenvoeter van de onvoltooidheid als verschijnsel in de Russische literatuur, waarin, zoals bekend, de uitersten elkaar vaak zo dicht naderen. Het gaat dan om het verschijnsel niet alleen van een voltooiing, maar van een dubbel of zelfs driedubbel voltooid verschijnen van een roman, zoals met de beroemde roman Petersburg van Andrej Bjelyj het geval is geweest. Ook aan dit fenomeen is uiteraard weer een hele geschiedenis verbonden.
De ‘onvoltooidheid’ van een literair werk van de Russische literatuur heeft veelal buiten-literaire oorzaken en is dan het resultaat van een botsing van de auteur met zijn omgeving, de gemeenschap, of liever: de staat. Het ‘torso-effect’ is in deze tragische literatuur maar al te dikwijls het gevolg van een tragische explosie geweest…
10.10.1977
- *
- De toespeling is op de roman De idioot.
- **
- Zarj? (De dageraad) was het Russische maandblad, waarin in 1870 de roman De eeuwige echtgenoot verscheen.
- ***
- Het gaat vermoedelijk om een geprojecteerde roman onder de werktitel Het atheisme, die nooit is geschreven.
- *
- Allen verschenen in ?De Russische Bibliotheek?: A.S. Poesjkin. Dramatisch werk en proza, I. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1958.
- *
- Allen verschenen in ?De Russische Bibliotheek?: A.S. Poesjkin. Dramatisch werk en proza, I. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1958.
- **
- In de ?Russische Bibliotheek?: N.W. Gogol. Verzamelde werken, III, Dode zielen. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1965.
- ***
- In de ?Russische Bibliotheek?: F.M. Dostojevski. Verzamelde werken, II, Netotsjka Nezwanowa. Amsterdam, G.A. van Oorschot, 1956.