D. Hillenius
Het nut van verloven
Je zou dat natuurlijk statistisch moeten uitzoeken, maar het laat zich nu al aanzien dat alle monogame dieren – het hele leven verbonden met één zelfde partner, niet elk seizoen een ander – een verlovingstijd kennen, een naar verhouding lange periode waarin men elkaar wel kent en ontmoet, maar waarin geen sexuele omgang plaats vindt. Mensen kunnen dat mechaniek nog vervolmaken doordat ze waarschijnlijk een rijker phantasie hebben, waarmee ze – ook als de geliefde aanwezig is of zelfs niet bestaat (Maria, de muze) – de verloving verabsoluteren en daarmee ook de binding. Zie Stendhals cristallisation.
Je bent zelden geneigd om Darwin als een romantisch lover te zien, maar hij verloofde zich voordat hij vijf jaar op wereldreis ging, een reis waarop hij materiaal en ideeën voor een heel levenswerk opdeed. Emma was daarmee niet alleen de verloofde, maar ook de muze. Toen Darwin terugkeerde kon hij zich voor de rest van zijn leven isoleren met vrouw en werk.
Leo Vroman lijkt in veel opzichten door hetzelfde mechaniek bespeeld. Verloofd, 5-6 jaar scheiding van Tineke, op iets wat tenslotte ook een wereldreis werd. Ongetwijfeld kristalliseerde zij tot zijn muze en even ongetwijfeld was er bij Vroman de neiging om zich, behalve van het kleine gezin, te isoleren van de rest van de wereld, om wetenschap en kunst uit te werken.
Ik heb al eens n.a.v. Vromans laatste toneelstuk, Voorgrond, Achtergrond, geschreven over zijn autarkie. Normaal vertonen mensen reacties op gunstige en ongunstige gebeurtenissen in de buitenwereld. Je kan zelfs een beetje voorspellen hoe in een bepaalde situatie de reactie zal zijn; vol tranen, vol grapjes, angst, noem maar op. Voorspelbaarheid wijst op het
gereed liggen van die reacties, alleen maar op te wekken door de specifieke situaties. Als die situaties zich niet voordoen neemt het organisme daar niet altijd genoegen mee. De meest beveiligde kuise vrouw droomt soms toch van verkrachtingen. De zachtmoedigste man voert toch van tijd tot tijd in zijn binnenwereld ruzies op.
Bij sommige mensen blijven de hersens rustig opsommen wat er zou kunnen gebeuren, bij anderen blijft dat niet alleen hersenwerk, maar komen de zweetklieren in actie, erecties doen zich voor, angsten en genot spelen zich af.
Zelfs de eigen dood kun je beleven en nog zelfser de reacties daarop van de dierbaarsten en hoe het ze nu verder gaat. Zo kunnen we lezen in Vromans Het Carnarium. Zelden zo’n rijk boek gelezen. Die rijkdom is het gevolg van de autarkie; alles speelt er in mee, zelfs een moord, al is die wat doezeliger en onduidelijker dan zoveel warmer zaken als vrijerij.
Helemaal autarkisch kan het natuurlijk niet. De wereld van Vroman, al komt er van alles in voor – niet alleen logisch geëxtrapoleerd maar met de lasso’s van zijn her en der slingerend rijm nog veel extra’s binnengehaald en omgezet tot eigen stof – is niet die van de heer Bakker, lijkt eigelijk nergens op in zijn eigen combinaties en vooral in zijn eigen toonaard. Echte schurken ontmoet men er niet. Over de moordenaar hebben we het al gehad, maar ook de politieagenten, nog wel met revolvers, blijken wormloos aardig.
Soms is die autarkie niet ver van wensdromen en Vroman die een bijzonder hoog percentage gedichten schreef over dood, lijken, hoe dat van binnen allemaal zit en verwordt, heeft in Het Carnarium een vorm gevonden voor het niet-sterven, uitgaande van het aanvaarde idee dat we allemaal tot stof terugkeren, dan overgaan in groene planten, later misschien weer in dieren, mensen, heeft hij een sprong gemaakt van dode Vroman tegelijk maar in drie groene Vromannen. Wensdroom ook in die splitsing, waardoor drie facetten van zijn eigen leven opnieuw en uitgebreider leefbaar worden, elk nieuwe leven gekoppeld aan een herinneringsgebied waar blijkbaar de banden nooit mee doorgesneden raakten: Indonesië en het dichterlijke, bespiegelende, Holland en de wetenschap van het bloedonderzoek (dat duidelijk gekoppeld wordt aan het streven om in weten-
schap een tegengif te vinden tegen bijgeloof, rassenwaan – een bij Vroman ongewone klacht als kind gepest te zijn om zijn Joods uiterlijk), tenslotte Zuid-Afrika en een niet helemaal goed in woorden te vangen sociale bewogenheid en verantwoordelijkheid.
Ik moest denken aan autarkie door een opmerking van Rob Nieuwenhuys, kortgeleden in de Haagse Post, over de klacht van sommige vrienden (in de Indische tijd) dat Vroman zo weinig zich zelf gaf in persoonlijke contacten. Een prachtig warm gedicht dat daarop een antwoord was, zoals trouwens zijn meeste gedichten en prozaschrijfsels zo warm en dichtbij zijn dat het is alsof je de man en zijn kleine familie altijd al intiem gekend hebt, en van gehouden.