Kommentaren
Er is namelijk niets bijzonders gebeurd
door J.J. Klant
Het is al weer drie jaar geleden dat een dichter zijn vaderhart op rijm liet spreken en voor zijn dochtertje de lieve versjes schreef:
‘Hun NSB werd EDG,
Europa één! is ‘t nieuw houzee.’
Zij werden te zamen met nog meer boodschappen aan de jeugd, bij wijze van aandoenlijk en tevens toepasselijk gedicht, afgedrukt in een gemeenschappelijke aflevering van de Nederlandse letterkundige en ‘algemeen culturele’ tijdschriften, waarvan de titel – ‘Nationale snipperdag’ – helaas heel wat beter was dan het meeste van de inhoud. De onmacht van voorzichtige wikkers en wegers die geen feest konden vieren werd een dieper zin verleend door het onvermogen dergenen die wel wilden, maar niet konden protesteren met het enige middel dat hun, wanneer zij als schrijvers wensen op te treden, ter beschikking staat: de pen. Maar nog pijnlijker dan het feit dat vele pennen weigerden iets te presteren voor het goede doel – blijkbaar heeft men om te schrijven tóch meer nodig dan inkt en gevoelens – was het dat het troepje manifestanten, dat zich eens gezamenlijk tegen de onderdrukking had verzet, al lang geen gemeenschappelijk operatiedoel meer bezat. Voor sommigen zal het ware bevrijdingsfeest pas worden gevierd, wanneer de vijand als volksdemocraat is teruggekomen en wij worden onderworpen aan een nieuwe terreur.
De redacties der negen tijdschriften hadden op het bevrijdingsfeest de vrijheid daarom maar in het midden gelaten, in de hoop elkaar niettemin weer te vinden ‘in éénzelfde geest’. Zo kon het dus gebeuren dat op zinvolle wijze na elkander waren opgenomen de stuntelige regels van Theun de Vries, die, met een kind aan de hand en de partijlijn in zijn hoofd, trachtte de Russische buitenlandse politiek op de 5de mei te laten rijmen, en een artikel van B.W. Schaper, waarin werd vastgesteld dat het onmogelijk is ‘bij alle waardering voor het communistisch verzetswerk in de oorlogsjaren, op dit moment met het georganiseerde communisme in een soort eenheidsfront voor de 5de Mei te treden.’ Het was overigens niet het enige dat de fanfare op Snipperdag wat schril en hier en daar onzuiver deed klinken. Sommigen, die bij andere gelegenheden meer expliciet van hun voorkeur voor de onvrijheid lieten blijken, droegen nu hun opbouwend steentje bij met een dikke pruim achter de kiezen; een pruim, waarvan eveneens werd gewaagd door Schaper, die hem zowel bij communisten waarnam als bij de niet met de heer Gortzak sympathiserende intellectuelen, wier open oog voor bedenkelijke Amerikaanse verschijnselen en voor bezwaren van de EDG een merkwaardige blinde vlek vertoonde voor Sowjetpraktijken.
Het is al weer drie jaar geleden en J.B. Charles, die het oude nummer ook heeft doorgebladerd, merkt zeer terecht op: dit is voorbij. ‘Dat, wat kort geleden nog gemeenschappelijk leek, vliegt nu als in een explosie uit elkaar,’ schrijft hij in Maatstaf, want: ‘Groep a heeft intussen de drie of vier leden tellende groep b uit haar organisaties gestoten of willen stoten; daarom wil groep c niets meer met groep a te maken hebben, waarom groep a groep c kwalificeert als verraderlijk (“meelopend”), enzovoort.’ Charles maakt het zich graag zo gemakkelijk mogelijk met zijn daarom en zijn waarom en zijn stelsel van algebraïsche vergelijkingen zit wat slordig in elkaar (wie kan bijv. het volgende probleem oplossen: stel, het PEN-bestuur dat uitgestoten heeft = a; wie zijn dan waarom b en daarom c?). Maar het is toch niet moeilijk Charles te begrijpen, zelfs niet, als hij nóg wankeler op zijn waaromschaats en op zijn daaromschaats door de bochten gaat, het ene baantje draaiend na het andere, in zijn eigen spoor.
Als Charles iets wat kort geleden gemeenschappelijk leek nu uit elkaar ziet vliegen, denkt hij aan een ruzie die het wereldje der letterkundigen heeft verdeeld en die – zo wil het nu eenmaal Charles’ waaromdaaromtactiek – niet ging over een zaak, maar slechts een uitbarsting was van haat van een aantal weervarkens jegens een paar verstokte of getrouwe communisten. Weervarkens – Charles is op die naam gekomen, omdat hij aan gillende varkens en aan weerhanen dacht – zijn ex-communisten, ex-anarchisten en ex-communisanten, die zich in een renegatenfurie hebben gestort, toen de gebeurtenissen in Hongarije hun een uitgelezen kans boden om in het openbaar de partij te kiezen van het meerderheidsgelijk. Weervarkens zijn intolerant, denunciërend, tyranniek; en waarom zou ik waarom ik meen dat daarom een weervarken doet daarom zelf niet doen? denkt Charles. Hij zingt dus met zichzelf een vals klinkend tweestemmig lied over slechte mensen, met een hysterische tenor, die wij voor het gemak ‘Charles’ zullen noemen, en met een ethische bariton, die hier verder ‘Nagel’ heet.
Weervarkens leggen zwarte lijsten aan, zingt Charles. Zij vinden het prachtig dat de Hitler-generaal Speidel in zijn ambt is hersteld. Zij zetten ieder op de zwarte lijst, die daartegen durft protesteren. Weervarkens werken met verdachtmakingen, zingt Nagel. – Speidel behoort te worden geëxecuteerd door middel van een buikschot, zingt Charles, een buikschot, een buikschot, een buikschot, een buikschot. Weervarkens zijn sadisten, zingt Nagel. – Het te wagen te zeggen, ‘in de kwesties van het Midden-Oosten’, dat de Joden imperialistisch kunnen zijn, agressief en arglistig, is nu al bijna even gevaarlijk als het in de oorlog was, te wagen Joden in het openbaar in woord en geschrift, en in het geheim metterdaad te helpen, zingt Charles. Weervarkens zijn pathologische leugenaars, zingt Nagel. – Het prototype van de weervarkens is J. de Kadt1)), die een overleden communist beschuldigt, zingt Charles, en tegen zijn manieren heeft Charles ‘persoonlijke bezwaren’. Als het ‘op zichzelf waar’ mocht zijn wat een ex-communist van de communisten beweert is het – Maatstaflezer, luister goed – niet minder dan een bekéntenis. – Zo zijn onze manieren, neuriën Nagel en Charles. Aan de waarheid behoeft geen aandacht te worden besteed, maar wel aan de slechtheid der slechte mensen, die haar misschien wel vertellen.
Er was geen zaak om over te twisten, vindt Charles in mei 1957. Wij moeten
ons namelijk niet laten misleiden door de schijn, maar ons stichtelijk vermaken met de Diepere Samenhangen, die gelegenheid geven tot een verwarde, maar mooie preek. Wie wil ontzweven aan de boze wereld en toch lekker genieten van het Kwaad, volge Charles’ exclusief zweefrecept: men kieze een eenvoudige stelling en blaze zich daarmee lucht in het hoofd, men bewijze de stelling met een koene sprong en men zweeft.
‘Er is namelijk niets bijzonders gebeurd. Noch in Hongarije, noch in het Midden-Oosten.’
(J.B. Charles).
Dat is de stelling en wie haar slikken kan, voelt zich al van lucht en blijdschap duizelig worden. En hier is het bewijs van het eerste deel der stelling: er is in Hongarije niets bijzonders gebeurd, want ‘de regeerders van de communistische wereld hebben zich, in de wijze waarop zij de opstand van november 1956 hebben neergeslagen, niet anders laten kennen dan iedereen in 1954, het jaar van Snipperdag, voor zo’n geval zou moeten hebben voorspellen’. Zo’n gedurfde voorspelling achteraf is behalve een bewijs ook een reden tot vertrek, vindt Charles. Er is gebeurd wat gebeuren moest. Er valt niets uit te leren en wij zouden, nu de Hongaarse schrijvers worden afgeslacht, best weer eens met de bewonderaars van hun beulen de bevrijding kunnen bezingen. Laat de renegaten maar praten, die nu voor anti-communist spelen met hun voorspellingen vooraf over de wijze waarop de regeerders van de communistische wereld en hun verstokte of getrouwe onderdanen zich gedragen in nog andere gevallen. Charles zweeft al. Hij is op weg voor een langer bezoek aan het Midden-Oosten.
Er is namelijk niets bijzonders gebeurd. Wel was in november 1956 prof. mr W. Nagel diep bedroefd en verontwaardigd over het optreden der Russen. Ook toen echter zweefde hij – ditmaal te zamen met 24 andere ‘Nederlandse schrijvers en kunstenaars’ – vlug naar het Midden-Oosten, omdat de westerse wereld het recht van spreken verloren had. Zijn ethische bariton deed het in het koortje, dat ook – door het tijdelijk gemis van een partijlijn wat onzekere – communistische bassen en sopranen telde, even goed als in zijn eigen valse duetten. Hoe mooi werden wij niet opgewekt het project van Gaitskell te ondersteunen, die de regering van het Verenigd Koninkrijk ten val wilde brengen en zich daartoe had gericht tot de zittende parlementsleden en de kiezers der constituencies, aan wie zij verantwoording verschuldigd zijn. Nu mocht hij bovendien op 25 nobele zangers rekenen. Hun tekst dient voor eeuwig te blijven bewaard, omdat daarmee een volmaakt staaltje van politiek geleuter zal worden overgeleverd, zo fraai als men op geen theevisite waar regenbuien aan de atoombom worden toegeschreven, zal horen. Het nageslacht, waarvoor, zoals nu al voor Charles, Hongarije een gebeurtenis in het ver verleden zal zijn, zal er dagelijks om kunnen lachen. Het was dan ook een mooi project.
Maar, zoals Nagel samen met 24 anderen kan leuteren, kan hij het ook met Charles. Kijk, dat er in het Midden-Oosten niets bijzonders is gebeurd zit hem daarin, dat de Joden nooit slechter geweest zijn dan ‘wij’ en nu ook niet beter zijn. De in de laatste bijzin vervatte waarheid als een koe demonstreert Charles vervolgens uitvoerig door vluchtige kijkjes op mevrouw Meir (‘een rasechte Duitse’, zeiden merkwaardigerwijze Armenische vrienden van Charles in de Libanon, en er is dan ook oorlog van gekomen), Rakosi, Mosje Dayan, Ben Goerion en Mosje Sjaret, door een beschouwing over sadisme en over de waardering voor iemand, die evenredig is met zijn macht. Charles, die anders heus wel eens onverschillig kan staan tegenover een waarheid op zichzelf, houdt er ditmaal rekening mee – maar hij heeft het nu ook weer lekker over de soort slechtheid waarvan hij houdt – dat een krantenbericht over een door de Arabieren bij Gaza ontdekt massagraf waar is. Het is verborgen, omgekeerd antisemitisme, te willen aannemen dat de Israeliërs anders zouden zijn in het oorlogvoeren dan ieder ander. Charles daarentegen is een warm sympathisant met Israël, maar hij is niet gelukkig met de Israëlische militaire campagne. De Joden zitten nu eenmaal in Palestina en kunnen niet anders dan trachten zich te handhaven, zei Nagel al vier pagina’s eerder. Aan een van de in totaal vier ‘voorstanders’ van de Engels-Franse aanval op Egypte, met wie Charles gesproken heeft, vroeg hij in dit dieper verband, of hij niet vond dat oorlog onchristelijk was, want de man was, toevallig, gereformeerd. ‘Christetelijk, schei nou uit! Die Joodjes doen het maar goed daar, met hun oorloggie!’ was het antwoord en Charles staat nu waarschijnlijk vanwege zijn vraag en door toedoen van een gereformeerde – dus geen weervarken deze keer – als cryptocommunist op een zwarte lijst. De man moest eens weten, zegt Nagel, dat dat oorloggie ons aller oorloggie (hij heeft bijna even veel plezier aan dat woord als aan ‘buikschot’) zal worden, het laatste dat wij zullen meemaken. Er is namelijk niets bijzonder gebeurd, zei Charles.
Charles eindigt met een stunt. Met tromgeroffel kondigt hij aan dat hij citeren gaat, uit het boek van Mikes, de Hongaar, de emigrant, de vriend van Israël, de schrijver van, de schrijver ook, de schrijver die de geschiedenis van de Hongaarse revolutie heeft bestudeerd als geen ander kón, enzovoort. Mikes dan zegt van mening te zijn dat, als het Engels-Frans ultimatum aan Egypte een maand later was gekomen, Hongarije nu een tweede Polen zou zijn. Het is de meest aanvechtbare stelling uit dat boek en Charles heeft dus goed gekozen. Hij onthoudt ons Mikes’ argumenten, maar het tromgeroffel heeft voldoende laten horen dat we niet zo maar hebben te doen met iets dat op zichzelf al of niet waar zou kunnen zijn of met de waarheid waarvan men kan rekening houden. ‘’t Mooiste is dat ‘t in ‘n boek staat… je kunt er niets tegen zeggen,’ zei juffrouw Pieterse al. Het is deze keer dus helemaal waar. En we kunnen Charles gerust in het bezit laten van de waarheid die geschreven staat, want hij speelt het toch niet klaar er conclusies uit te trekken. Hij heeft het alleen maar nodig voor de Diepere Samenhang en om het beeld van de Slechtheid te kunnen vervolmaken: ‘De weervarkens wrijven zich in de poten dat het zóver niet is gekomen en gaan voort, hun zwarte lijsten aan te vullen. Schrijver dezes hoopt daar nimmer van te worden verwijderd.’
Het is een mooi slot voor een zwartelijsten-fetichist, maar vóór wij hem met zijn masochistische dagdroom zullen achterlaten moeten wij nog even een spoor terug volgen van die schrijver, die zelf zo graag heen en weer reist. Lang voordat hij namelijk, zwevend boven Israël, zich in zijn leuterwolk van charletanesk waaromdaaromgepraat had gehuld, is hij nog een ogenblik op de grond geweest, in het begin, toen het met zijn eerste koene sprong niet helemaal lukken wilde. Hij greep toen vlug weer naar het exclusief recept en sprak de toverwoorden:
‘Ik ga van de stelling uit, dat er goede communisten kunnen bestaan. Goede fascisten niet.’
(J.B. Charles).
De koene sprong was deze keer een definitie: ‘Een goede fascist is een per definitie onhoudbare uitdrukking. Een goede communist lijdt alleen aan verduistering van zijn inzicht.’
Die stelling en die definitie moeten een boeiend probleem opleveren voor
peinzende ouderlingen, als zij zich bezig houden met de vraag of Jan, Piet en Klaas in de hemel zullen komen. Hun casuïstiek zou bovendien kunnen demonstreren welk lastig probleem Charles, deze meester in de voorspelling achteraf en kundige waaromdaaromgoochelaar, hier handig heeft weggedefinieerd. Maar nog veel boeiender is het te zien hoe Charles met behulp van deze richtlijn voor het Laatste Oordeel weervarkens creëert. Als communisten goed kunnen zijn, denkt hij, is er dus geen reden voor groep a om groep b uit verenigingen met democratische doelstellingen te willen stoten. Het gemeenschappelijk lijkende had best gemeenschappelijk kunnen blijven lijken. Er was geen zaak om over te twisten en alles is dus het werk van weervarkens. Met meedraaiers en hypokrieten die alleen maar aan verduisterd inzicht lijden, kunnen wij best bevrijdingsfeesten organiseren en manifesten ondertekenen. Het nekschot dat zij helpen voorbereiden, is niet erg, als het maar goed bedoeld is, vindt Charles. Er is dan namelijk niets bijzonders gebeurd.
- 1)
- Bekend kiezer van het meerderheidsgelijk.