[p. 664]
Hans van de Waarsenburg
Gedicht
Een harde steen naar binnen buigen
-Avondlandschap nr. 2- (een fragment)
In een Zeeuwse stilte
daalde de tijd van de regen neer
Schreef hij eb en vloed,
soms huiverend, maar altijd
starend, de getijden voorbij
met de schepen mee
verdwenen de stranden
de afdrukken in vergetelheid
De zomers waarin vreemdtalig
sprekende badgasten
geamputeerd en nostalgies
het grijs van hun bunkers uitlegden
De winters waar blijvend
een oorlog van bestaan knerpte
: de tijd, een ziekenhuis van schaamte
: de tijd in het hoofd
(waar ben je gebleven, E?)
De vloedlijn waar het aangespoelde
zo dicht en herkenbaar is
[p. 665]
Loop er voorbij, laat hem zitten
Het is zijn Dode Zee, bewaakt
door liftende, blaffende soldaten
Het zijn zijn bergen
(Oh, Moab Mountains)
waar hij de grenzen legt
van wonen, leven, slagschaduwen
Bitter van klimaat zijn kinderen uitlegt:
de houten weg naar o.a. Golgotha
de ijzeren weg naar o.a. Auschwitz
Een voetreis naar Rome verminkt
omdat het vuur gerestaureerd en opgeporkt
wordt
Prelaten en gelovigen tortuur beoefenen,
verwonden, zout wrijven
Zij blijft bij hem, kijkt mee,
telt de tijd van de regen, wacht
Waarschuwend wordt hij opgebroken
ochtendgloren vernielt de nacht
Wind spoelt de traag op gang
komende stem van het water,
de reizen, de schepen
Je moet hem zien mompelen
Traag en kwaardaardig
slikken de letters zich weg
[p. 666]
Liberiaanse vlaggen worden
op zijn dek gehesen, terwijl
de scheepshond bast
: Verboden dit water stuk te varen
: Gelijkheid van warmte; kolenkachels
: De arbeid eerlijk verdeeld (Ernesto!)
: Geen winsten in de binnenzakken
: Geen financieel papier op de borst
en mijn tepels tussen je lippen
zegt ze, terwijl de zee blijft rumoeren
Helmgras zwiept in het achterhoofd
Krabben slaan hun scharen in het slib
Paal 413 trilt als een espenblad.