Herlezen
De terugwerkende kracht van Willem G. van Maanen
Ik ga Helse steen van Willem G. van Maanen lezen. Voor de derde keer. De eerste moet in ’73 zijn geweest (het boek is van ’70, maar in mijn exemplaar heb ik geschreven dat ik het in ’73 kreeg). Ik was toen eenentwintig; het boek overdonderde me, en ging een belangrijke rol spelen in mijn beeldvorming van de bezetting, die met Ondergang en De donkere kamer van Damocles juist begonnen was.
De tweede keer las ik Helse steen, zo leert mijn dagboek, in ’83. Ik was een ander soort lezer geworden, want ik had net een (korte) roman geschreven. In dat boek had ik me bediend van een Zware Verteller, en nu wilde ik me ervan vergewissen of mijn herinnering aan Van Maanens roman – zijnde een boek met een Zware Verteller – juist was.
Wat is een Zware Verteller? Dat is een ik-persoon voor wie het vertellen van het verhaal van urgent belang is, omdat hij de enige is die weet wat er gebeurd is. Deze ik-persoon is aantoonbaar en merkbaar iemand anders dan de schrijver. Van buiten de Zware Verteller kan geen informatie doordringen tot het boek – tenzij de ik-persoon een dokument ‘bijsluit’. Hij richt zich over het algemeen tot één oor; wat hij te vertellen heeft neigt tot een bekentenis, zelfs tot een biecht. Daardoor wordt de lezer geplaatst in de positie van dat ene oor, en speelt hij het spel van de biechtvader. Van een roman met een Zware Verteller word je als lezer een Zware Lezer; je speelt dat je de enige bent die dit te lezen krijgt. En als schrijver bedrijf je, maandenlang ik-zinnen schrijvende, een vorm van periscopie: je wordt steeds meer je masker, en smaakt de (tijdelijke) illusie méér te zijn dan de ene man geheten ‘ik’.
De klassiek na-oorlogse Zware Verteller is Stiller, uit de gelijknamige roman van Max Frisch. Hij wil doorgaan voor iemand luisterend naar de naam White. De eerste regel van dat boek is prototypisch Zwaar Narratomaan: ‘Ik ben Stiller niet!’ (Er zou een essay geschreven moeten worden
over de ontkenning en vooral de dubbele ontkenning in de zwaarder vertelde roman.) Stiller moet een boek lang de officier van justitie ervan zien te overtuigen dat hij niet degeen is die men heeft gearresteerd. Pagina’s lang verkeren ook wij, lezers, in het ongewisse. Frisch beëindigt de roman met een kunstgreep, een Nawoord van de officier van justitie. Het ene bewustzijn van het boek was kennelijk te gesloten. Toch is het een tournure die bij het genre past, want welbeschouwd waren wij, gedurende de lectuur, de geadresseerde. Van Zware Lezer worden wij op onze beurt een paar pagina’s lang een Zware Verteller. (En passant zij opgemerkt dat de romangeschiedenis begonnen is met brievenromans; een brief is bij uitstek het product van een Zware Verteller.)
Mijn eigen verteller was overigens lang zo zwaar niet als die van Frisch. Het gewicht wordt mede bepaald door de exclusiviteit van de geadresseerde, en die was er bij mij niet echt. Toch was mijn herinnering in ’83 juist: de ik-persoon van Helse steen, Van Maanens achtste roman, was voor Nederlandse begrippen zeldzaam zwaar; het boek is dan ook gericht aan een al even zeldzaam geheimzinnige ‘jij’. Van haar wordt gezegd, lees ik in mijn dagboek: ‘als ik jou eerder had leren kennen was ik een ander mens geworden’.
Vanwege deze ‘jij’ wil ik Helse steen nu weer gaan lezen. De herinnering aan het boek spreekt me nog altijd aan, d.w.z.: gedurende mijn beide lecturen heb ik mij altijd laten overtuigen door het verhaal, hoe krankzinnig, wreed en onwaarschijnlijk de bekentenis van moedermoordenaar Bruno ook is. Maar ook herinner ik me van beide lecturen dat ik al snel na afloop niet meer wist hoe het toch mogelijk was dat ik dit boek had kunnen geloven. En iedere blik die ik er in werp, zonder het echt van begin tot eind te lezen, doet me weer twijfelen aan Helse steen. Ik ken geen boek (waar ik onder de indruk van ben geweest) dat me zo bevreesd maakt voor het oordeel dat ik er eigenlijk over heb, als ik mijn blik maar koel zou houden, en me niet zou laten samenvallen met de onontbeerlijke ‘jij’…
Zo herinner ik mij deze roman: als een boek dat alleen bestaat zo lang ik er in slaag er het ‘enig en uitsluitend oor’ van te zijn.
Bovenstaande opgeschreven hebbende ben ik gaan herlezen. Had ik me gerealiseerd hoe hachelijk zoiets eigenlijk is? Ten slotte liep ik het risiko een goede herinnering te moeten vervangen door een ‘reëlere’. Zoals bekend verdwijnen de reële herinneringen uit het geheugen, subiet.
Maar het is niet gebeurd, en nu ik het weer uit heb, na het in de ene ruk te
hebben gelezen die zijn novelle-lengte toestaat, vraag ik me weer af hoe het mogelijk is; ik durf het verhaal nauwelijks samen te vatten. De ik-persoon verliest zijn vader, en gaat met zijn moeder naar bed, niet zomaar, maar onophoudelijk en jaren lang. Zij probeert aan deze toestand een einde te maken, ofschoon ze hem al even onophoudelijk uitlokt. We vermoeden een nog zwaarder geheim dan deze incest. Uiteindelijk pleegt de moeder, min of meer door een manipulatie van de ik-persoon, zelfmoord. Daarna komt de laatste waarheid aan het licht: de ik-persoon is het kind van zijn oom, van zijn moeder haar broer, dus.
Verteld zoals in het boek gaat het verhaal iets anders: het begint met de dag volgend op de zelfmoord van de moeder, wordt vervolgens jeugd-annex oorlogsherinnering, onderbroken door een drietal ‘dokumenten’ (artikelen over de bezettingstijd geschreven door de moeder), en het mondt uit in de (zeer ingenieuze en tragi-komische) intrige die tot de zelfmoord van de moeder leidt, waarna, als een epiloog, de ik-persoon een Telemachusachtige zoektocht onderneemt naar de vader, die hij nagenoeg vindt.
Ik ga niet beweren dat het verhaal bijzaak is, maar feit is dat er door de ik-persoon op een merkwaardig badinerende toon wordt gesproken over het sexuele web waarin hij gevangen zit. Die onverschillige, bijna toffe, en vaak ergerniswekkend provocerende toon is de eigenlijke raison d’être van het boek. Het gaat Van Maanen er om het bewustzijn te evoceren van iemand die nagenoeg immuun is voor datgene wat anderen liefde noemen, omdat hij daar zelf iets kannibalistisch onder heeft leren verstaan. In de passages waarin Van Maanen tot de kern van deze zelfverslindende erotiek probeert te komen zegt zijn ik-persoon bijvoorbeeld over pijn: ‘(-) pijn maakt en bepaalt ons; alleen op het punt waar wij elkaar treffen, waar pijn ontstaat, kan liefde iets beginnen’. En later: ‘het liefste dat je hebt vernietigen, alleen maar omdat het te lief is om voort te bestaan, omdat het beschermd moet worden tegen dood en bederf, dat klinkt jou als een krankzinnige paradox in de oren, maar voor mij is het de werkelijkheid op zijn hevigst’.
Dat zijn grote woorden en danige emoties, die desondanks onlosmakelijk verbonden zijn met de badinerende veine van het boek. Deze toon wordt bepaald door de verhouding van de ik-persoon tot de ‘jij’, de biechtmoeder. Die is, leren we uit bijzinnen, beduidend jonger, heeft de oorlog niet meegemaakt, is evenwichtig, en lijkt in liefde en vastigheid te geloven. Keer op keer verklaart de ik-persoon dat hij niet verliefd op haar is – maar ondertussen begint wel duidelijk te worden hoe zeer de biecht in zijn
geheel (het boek, dus) precies datgene is waartegen de jij-figuur beschermd zou moeten worden.
Dit aspect van Helse steen, deze poging om de ‘toon van de boodschapper’ te vinden: geen mooi weer spelen en toch een lief iemand behouden, had ik vorige lezingen niet zo opgemerkt. Het kan zijn dat ik er gevoeliger voor ben sinds ik vader ben geworden, d.w.z.: sinds ik iemand ben geworden die een aantal mededelingen in petto heeft voor zijn kinderen – waarheden die hen in potentie uit hun paradijs kunnen verdrijven. Die mededelingen heeft iedereen die zich voor de geschiedenis, en voor zijn sexualiteit, niet afsluit in petto, maar ouders zullen ze onvermijdelijk moeten gaan doen aan wezens van wie ze als van geen ander de schuldeloosheid hebben meegemaakt. Ik verheug mij althans niet op de eerste keer dat de Entlösung ter sprake zal komen, mij de paniek herinnerende van voor het eerste bladeren door Ondergang. Alles leek van kleur te veranderen; en het zal telkens opnieuw in een jong bewustzijn alles van kleur doen veranderen.
Een soortgelijk besef van met woorden en mededelingen een ongerept iemand te kunnen bederven, terwijl je van diegene houdt juist omdat zij de ongerepte is, is de essentie van Helse steen. En het moet verteld worden, juist aan deze ongerepte jij, want zij is ‘te lief om voort te bestaan’.
Wat is het toch een vreemd oerwoud van emotionele verstrengelingen, deze oorlogskindertijdverhalen uitmondend in die onwaarschijnlijke, maar spannende Oidipoes-geschiedenis die bovendien nog een verkapte moedermoord verbergt! Toch is het grote wapenfeit van Helse steen dat er het sexuele van de oorlog, of beter: van de bezetting, zo overtuigend in wordt opgeroepen. De hoofdstukken iii en iv waarin dat gebeurt zijn magistraal, en zouden bij wijze van inleiding toegevoegd moeten worden aan ieder boek dat pretendeert collaboratie en verzet te ontrafelen. De sexualiteit van de ik-persoon ontwaakt vlak nadat zijn (onechte) vader de oorlog in is verdwenen, en er een onderduikster komt inwonen; de relatie tussen haar en de verdwenen vader is duister en voelbaar; de vanzelfsprekendheid waarmee de ik-persoon in deze vaderloze broeikas zich laat verleiden door de onderduikster is meesterlijk beschreven. Hij wordt minnaar maar blijft kind, net als later wanneer de onderduikster is opgepakt en hij met zijn moeder gaat slapen. Als een kind, schijnbaar volledig onwetend, geeft hij de onderduikster aan, waarna ze wordt gedeporteerd.
Op dit verhaal volgt een toespraak bij de onthulling van een monument voor vrouwen van het verzet, geschreven door de moeder van de ik-persoon. Hierin wordt hetzelfde nog eens verteld, en het thema van erotiek
en verzet nog eens dunnetjes overgedaan. In deze versie gaat het om een vrouw die eerst de ondergedoken minnares van haar man aangeeft, om vervolgens een fanatieke en voorbeeldige verzetsheldin te worden. ‘Ik laat de beslissing of ik juist heb gehandeld graag aan u over. Dan wil ik nu overgaan tot de onthulling van dit monument, symbool in steen van het verzet van de vrouw in oorlogstijd’.
In de broeikas van de onderduik ontwikkelt zich de broeikas met de moeder – de ik-persoon zet zijn oorlog voort met andere middelen. Voortzetten klinkt te wilskrachtig en te bewust – in die boek is ‘willen’ iets wat alleen achteraf kan: voortdurend is de ik-persoon in gevecht met zijn rationaliserende alter ego, en met zijn neiging om te doen alsof hij ten tijde van de gebeurtenissen al wist wat hem overkwam. En dat is, alle Freudiaanse sprookjesverwikkelingen ten spijt, toch de ijselijke mededeling van het boek: het kwaad wordt in onschuld bedreven. De gebeurtenissen waar alles, het verhaal, de incest, de deportatie en zelfs het verzet uit voorvloeit, voltrokken zich in een koortsachtige onschuld; de ik-persoon, de aanstichter, de bederver, was op het moment waarop het allemaal begon precies zo onwetend als de jij waar hij zich zelf nu aan openbaart. Dat maakt zijn verzet tegen het rationaliseren zo overtuigend – hij wil namelijk óók niet doen voorkomen alsof hij niet aansprakelijk is, en buiten de orde staat. Er bestaat een onschuld; niemand is onschuldiger dan die begeert. Tegelijkertijd brengt de begeerte ons tot kennis, tot verlies van onwetendheid.
Om de terugwerkende kracht die hier in het geding is: de almaar toenemende kennis van hoe onwetend je eens bent geweest, te kunnen vangen en voor een roman operationeel te maken is een Zware Verteller, verwikkeld in een vertelzieke plot, een schitterend vehikel. Het boek laat zich lezen als een kast waar steeds nieuwe laden uit geschoven kunnen worden, met steeds andere inzichten in hoe het was. De derde lezing maakt me overigens niet blind voor een zwakke kant van het boek: zodra het verhaal niet onder de spanning van het raadselachtige begin staat, en ‘door moet’, naar de volgende episode die weer wel het gevecht met de onwaarachtigheid aangaat, kan de toon geforceerd klinken.
Het doet aan Helse steen niet echt af. Dit is een boek dat een veel te kleine rol heeft gespeeld in de na-oorlogse, en zeker in de oorlogsverwerkende literatuur; zoals trouwens Van Maanens oeuvre, zeker waar het gaat om de boeken sinds Helse steen (dat hem als schrijver kennelijk ontketend heeft), een moeilijk te verteren onderwaardering ten deel is gevallen.
Willem Jan Otten