Herlezen
Engeland is gesloten
In 1950 publiceerde de eenentwintig-jarige Hugo Claus zijn eerste roman, De Metsiers, volgens velen nog steeds één van zijn beste. Drie jaar later schreef hij met Een bruid in de morgen zijn tweede toneelstuk, als eerste opgevoerd, in een regie van Ton Lutz, en het was meteen zijn beste. Vind ik, al is Vrijdag (1969) een geduchte concurrent. Een toneeltekst is een partituur die zich pas werkelijk opent in een voorstelling. Daarom zeg ik maar even dat ik, in 1970 denk ik, Een bruid in de morgen lézend tot me genomen heb en dat het me (desondanks?) trof als een vuistslag tussen de ogen. Ik vermoed dat ik die ervaring heb willen beschermen door nooit het stuk te willen zien, al las ik heus wel eens in de krant dat het gespeeld werd. Ik heb het een keer of wat herlezen en iedere keer weer ging ik emotioneel onderuit. Ook nu. Een bruid in de morgen is misschien wel het hevigste, meest emotionerende toneelstuk dat ik ken.
Daar zijn wel een paar zaken voor verantwoordelijk te stellen. Het stuk is bijvoorbeeld ongehoord gecomprimeerd. In het eerste bedrijf legt Claus niet rustig de conflictstof klaar maar laat het zaakje meteen al broeien en flakkeren met hier en daar wat lekkende vlammen. Het tweede bedrijf voert de spanning onmiddellijk op en even later vindt een onvoorstelbare uitbarsting plaats, die in het derde bedrijf onverminderd wordt voortgezet, waarna Andrea, die zich hevig verzet tegen het huwelijk van Thomas, haar broer en geliefde, met nicht Hilda, buigt voor de wil van haar moeder, die nu tevens haar daden rechtvaardigt. Het laatste bedrijf zet zeer emotionerend in met scènes waarin Andrea haar verlies tegenover Thomas erkent en vervolgens, nadat ze een doosje met slaappillen heeft gepakt, afscheid neemt van de anderen, iets wat de personages niet doorhebben, maar wij des te meer. Nog laat Claus de teugels niet vieren. Andrea sterft onder hevige pijnen, de moeder roept tegen de vader dat hij melk moet pakken – geen melk in huis. Ga het dan kopen! Waar?, vraagt die sukkel.
Bij de melkboer! Maar ik heb geen geld, stamelt hij… En intussen ligt de moeder daar met een stervende Andrea in haar armen. Nog geen minuut later maakt zij echter een psychologische tournure die op het randje van de geloofwaardigheid is, door tegenover nicht Hilda de schijn op te houden dat er niets aan de hand is, dat Andrea alleen zomaar weggegaan is (wat inderdaad de bedoeling was, naar familie), zonder iets te zeggen, wat toch niet leuk is voor een moeder, etc., waarbij alles wat ze zegt voor het publiek een dubbele betekenis heeft. (‘zij is vertrokken zonder iets te zeggen, zonder te verwittigen… hilda Maar je wilde het toch tante. de moeder Ik wilde het niet. hilda Maar zeker, je hebt aangedrongen dat zij ons met rust zou laten, tante, ik heb het zelf gehoord. de moeder Maar zo niet. (Huilt weer) Zó niet, dat heb ik niet gewild. Wat moet ik nu doen? Wat moet ik doen?’)
Een tweede factor die dit stuk zo aangrijpend maakt is de enorme concreetheid ervan. Epische scènes, waarin een personage vertelt wat elders of eerder heeft plaatsgevonden, ontbreken vrijwel geheel. Alles gebeurt nu, pal voor je neus.
Ten derde wordt de emotionele werking zeker bepaald door de inhoud van het stuk, maar ook door een onmiddellijke, gelijktijdige verschuiving daarin, waardoor wij niet alleen zitten te kijken naar het gevecht tussen moeder en dochter, maar ook, in de spiegel, naar onze eigen machteloosheid om onze dromen en wensen veilig te stellen voor de aanslagen van de werkelijkheid.
Verder wemelt het stuk van de contrasten en die hebben nu eenmaal een sterke werking. Sommige beschouwers draaien het zelfs om door te stellen dat er bij gebleken literaire werking, op de lezer, altijd sprake is van een contrast. De tegenstellingen in Een bruid in de morgen bestaan overigens niet alleen tussen de personages, maar vooral ook binnen hen: iedereen in dit stuk is dubbel. De moeder bijvoorbeeld is, ogenschijnlijk uit eigenbelang, de drijvende kracht die voert tot de dood van haar dochter, maar in de vijfde minuut heeft ze het al over ‘dit gore zaakje’.
Tenslotte vermoed ik dat Een bruid in de morgen ons ook raakt op, laat ik zeggen, Freudiaans niveau, door de taboes waar het tegenaan duwt: de bijna-sexuele relatie tussen broer en zus, de groezelige geilheid van de onaantrekkelijke, achtendertig-jarige nicht Hilda op de negentien jaar oude Thomas, een jongen van wie ze in mijn geboortestreek zouden zeggen dat er even de vorst over heen gegaan is, niet helemáál goed bij zijn hoofd dus, èn de schaamteloze machinaties van de moeder, althans in het
begin, die niet bij een moeder hóren, die meteen, de tweede nacht al, nicht Hilda bij Thomas in bed wil helpen.
Misschien wordt het eens tijd voor het verhaal. Alle personages zijn dromers. De vader, Pattini (eigenlijk Pattijn), is een aan lager wal geraakte concertpianist, die ervan droomt zijn concerto af te maken, wat hij ongetwijfeld nooit zal doen. Ze leven in grote armoede, in een kaal huis. Alleen Pattini’s werkkamertje boven is kleurig ingericht. Het is het droomkamertje dat zich aan de werkelijkheid onttrekt. Het is het kamertje waar Andrea sterft, nadat ze zich als een bruid – de èchte bruid van Thomas – heeft aangekleed.
Thomas’ actieve droom is chauffeur worden van de oude meneer Alban, voorzitter van de componistenvereniging. Hij leeft voor een belangrijk deel in een fantasiewereld, een wereld die Andrea, zijn zuster, graag met hem deelt. Zo fantaseren ze er steeds over dat ze samen naar Engeland zullen gaan, wat een wrange lading krijgt als Thomas opgetogen vertelt dat hij, als hij straks met Hilda getrouwd is, met haar naar Engeland zal gaan – wat hij waarschijnlijk verzint – en dat Andrea dan mee moet – ‘kan niet’ – nou stiekem dan – ‘ach jongen’. Andrea’s droom is het om altijd bij Thomas te blijven en als puntje bij paaltje komt wil Thomas dat eigenlijk ook, hoewel hij tevens, volgens Andrea, en hij ontkent het niet, sexueel nieuwsgierig is naar Hilda (maar als zij zich voor hem uitkleedt, schrikt hij zo hevig dat hij de straat op vlucht en tegen Andrea verklaart hij later op hoge toon dat hij wel met nicht Hilda wil trouwen maar, hij is dan immers de baas, van haar zal eisen dat ze zoiets nooit meer doet…). Intussen is het de lezer/toeschouwer duidelijk geworden dat de innige omgang tussen broer en zus op weg is naar die tussen man en vrouw.
Dat ziet de moeder ook, maar de eerste beweegreden voor haar daden, althans naar het publiek toe, is de opheffing van hun armoe door Thomas met zijn rijke nicht te laten trouwen. Daarnaast speelt zorg om zijn toekomst, als zij er straks niet meer zullen zijn om voor hem te zorgen, een rol (de jongen komt tenslotte uit het gesticht). Hilda wil wel, die ‘heeft de man nog nooit gekend’.
De bel: daar is Hilda. Thomas is zich aan het klaarmaken, de moeder Hij vroeg mij: ‘Moet ik mij heel mooi maken, Mama?’ (Zij giechelen) Ik zei hem: ‘Thomas, weet je wat Nicht Hilda tegen mij zei toen wij laatst op de Vogelmarkt waren? Dat zij jou zo’n aantrekkelijke jongen vond en dat zij hierheen zou komen om nader met je kennis te maken. “Is dat echt waar, Mama”’ vroeg de jongen en hij bloosde. (Gegiechel) En het kan wel ge-
beuren, Thomas, zei ik, dat zij een paar dagen bij ons komt wonen, zei ik. ‘En waar zal zij slapen?’ vroeg hij en dat was het eerste wat hij vroeg. Hihihi. hilda O ja, vroeg hij dat? de moeder Ja kind. Hihihi.
Welnu, dat is aan het begin van het tweede bedrijf, ongetwijfeld op aandrang van Hilda, geregeld: Hilda zal in de kamer van Andrea en Thomas slapen, in het bed van Andrea, die naar boven moet (woon-, slaap- en droomkamer zijn simultaan te zien in de voorstelling). Hilda blijft in de woonkamer achter, de ouders betreden met het beddegoed de slaapkamer (waar Thomas net tegen Andrea heeft gezegd dat zijn hart sneller klopt als zij bij hem komt. ‘Het mijne ook’, antwoordt Andrea). Plastischer kan bijna niet: de moeder die de valse bruid Hilda als een koekoeksjong neerlegt in het bed van haar dochter, de echte bruid.
In de uitbarsting die volgt, staan de ouders natuurlijk tegenover Andrea die zich heftig verzet, maar ook een beetje tegenover elkaar, althans wij herinneren ons dat Pattini zojuist maar weinig enthousiast over het plan was. Andrea komt echter ook tegenover Thomas te staan als ze ziet dat hij vindt dat het maar moet gebeuren (andrea (huilt, maar probeert zich te beheersen) Tommie, doe het niet. thomas Ik moet doen wat mama zegt. andrea Omdat je het zelf ook wil. Het was dus niet waar wat je mij daareven zei, je houdt niet van mij. Je liegt, je wil… thomas Jawel, het was wel waar.) Uiteindelijk is het natuurlijk alleen de moeder die dit wil, en zelfs dat is niet zeker, maar het moet. Tenslotte verschijnt dan ook nog Hilda in de deur als de door niemand gewenste getuige bij deze emotioneel zeer complexe scène.
In het derde bedrijf is het meteen weer raak: Thomas verlaat overstuur de slaapkamer en rent naar buiten, gevolgd door Andrea die op de trap heeft zitten luisteren (!). Als ze terug komt, eist ze opheldering van Hilda, die echter plotseling in de tegenaanval gaat: ‘(uitdagend) Over jou had hij het, Andrea. Dat hij genoeg had van jou en van het leven dat hij hier met jou leidde, en dat hij weg wilde. En nog meer, maar dat zeg ik niet. Hij luistert niet meer naar de anderen, hij ziet niets meer, hij weet niet dat er iemand anders in de kamer is als hij over jou spreekt, weet je dat? En ik heb hem een paar dingen over jullie beiden gevraagd en hij heeft mij geantwoord. andrea Zei hij dat hij wegwilde? hilda Ja. andrea (zoekend) Van zijn ouders weg?… hilda Van jou. Uit dit huis, waar jij bent, uit deze muffe, verstikkende atmosfeer waar jij bent. andrea (bijna deemoedig) Hoe zei hij het? Was hij kwaad? Treurig? hilda Hij bedaarde pas toen hij hoorde dat ik hem mee zou nemen op reis naar Engeland. Onze huwelijksreis.’
Maar Andrea herneemt snel het initiatief, slingert haar moeder keiharde waarheden in het gezicht en beledigt Hilda (‘Ga naar je moeder toe, daar hoor je thuis. Twee wrakken samen. En vraag de melkboer je te trouwen of een andere bediende, die niet meer wil werken.’). De moeder sust Hilda en stopt haar met een slaappil onder de wol. Volgt een gesprek tussen haar en Andrea waarin ze de noodzakelijkheid van dit huwelijk uiteenzet, ook nog om een andere reden: ‘Er is iets tussen jou en Thomas dat geen naam heeft, zo duister is het, zo onnatuurlijk, zo vreselijk. En je loopt er met je beide ogen wijdopen in, terwijl je het afschuwelijke ervan beseft, dat is de zonde, dat is het ergste, dat je er niets tegen doet.’
Wat de moeder hier verwoordt is de moraal van de werkelijkheid, waar wij ook toe behoren. Haar materialistische gedram, tegen ieders wens in, heeft nu een andere motivatie gekregen, die ook onze instemming heeft. De droom van de moeder was niet alleen eigenbelang. Desondanks wordt de tragiek van Andrea juist nu nog eens extra vergroot. Tot nu toe had zij onze volle sympathie in het gevecht tegen haar moeder. Nu wij echter de kant van de moeder hebben gekozen, beseffen we pas goed hoe groot de overmacht is waartegen ze het op dit moment moet afleggen, en de morele en emotionele dubbelheid waar dit stuk uit bestaat, heeft nu ook van ons bezit genomen: de moeder heeft gelijk, want zij is de werkelijkheid, maar onze sympathie gaat nog steeds uit naar de opstandige, de dromer.
En Thomas? Ach, hoewel hij nu, aan het eind van het stuk, als een bezetene naar het station rent om Andrea te achterhalen, van wie zijn moeder heeft gezegd dat ze met de trein naar Engeland is vertrokken, zal hij wel weer terug keren, tenslotte heeft hij net bericht gekregen dat hij de chauffeur van meneer Alban is geworden. Hij zal zijn lievelingseenden in het park aanspreken, thuiskomen en erin toestemmen een paar weken bij Hilda’s moeder te logeren, waarna hij wel met haar zal trouwen. Op Thomas heeft de werkelijkheid geen vat (op zijn vader eigenlijk ook niet), hij is het symbool van zuiverheid, kinderlijkheid en onmaatschappelijkheid, hoewel Andrea hem ervan beticht de grens met de volwassenheid te zijn overgegaan: ‘je hebt al betaald om in hun rijk binnen te komen. Je hebt je bevlekt, bevuild, al weet je het nu nog niet, door mee te zingen in hun koor, door je te laten gebruiken, door de nicht te laten geloven dat je van haar hield…’ Verraad dus. Maar als ze hem even later vraagt waarom hij zich zo als een kind laat inpalmen, en hij zegt ‘Ik weet het niet’, geeft ze als antwoord: ‘Omdat je een kind bent. Ik verwijt het je niet. Ik heb het niet eerder gemerkt omdat ik met je meespeelde’.
Met andere woorden: het is Andrea die volwassen is geworden, het kind-stadium niet heeft kunnen behouden en deze tragische scheiding, die wij allemaal kennen, niet heeft willen ondergaan. Het behoort tot de grootheid van Claus’ stuk dat hij dit precies zo heftig-concreet, zo raadselachtig helder heeft verbeeld in de vorm van een (verboden) liefdesrelatie tussen een normale zuster en een broer die in kinderlijkheid achterblijft. Het is onmogelijk dat Andrea kind had kunnen blijven. Het is evenzeer onmogelijk dat Thomas zijn kinderlijkheid had kunnen verlaten, maar dan nog zou de laatste onmogelijkheid in werking zijn getreden: die van hun liefde. Tegen deze drietrapsraket van de werkelijkheid is niemand bestand.
Daarmee is Een bruid in de morgen een pure noodlotstragedie. Zoals bekend is de tragische held iemand die een overmacht bevecht en ten onder gaat (in dit geval Andrea), of iemand die ten gronde gaat aan wat zijn eigen handelingen, om een zeker doel te bereiken, bewerkstelligen (de moeder). Het noodlot in dit stuk is de werkelijkheid waar onze dromen op stuk lopen en dat noodlot treft Andrea in de vorm van de moeder, en als een boemerang de moeder, in de vorm van Andrea’s dood.
Thomas ontspringt de dans in zijn kinderlijkheid, zoals de vader dat doet in zijn (weliswaar onvruchtbare) kunstenaarschap, waarmee tevens gezegd wil zijn dat de kunstenaar een kind is, de behoeder van de zuiverheid, de onschuld en de vrijheid, die door de volwassenheid bedreigd worden met realisme en moraal. Men leze ook De Metsiers, De hondsdagen of een aantal verhalen uit De zwarte keizer.
Om het tenslotte nog eens anders te zeggen: het is de enorme kracht van Claus’ toneelstuk dat het deze uiterst complexe problematiek niet beredeneert en in overweging geeft, maar dat die ons, op een intuïtief, bijna lichamelijk niveau, onder de gordel van het verstand door, treft als onoverkomelijke feitelijkheid, door middel van een ogenschijnlijk zeer eenvoudig verhaal, met strevingen en emoties op een zeer primair niveau: hebzucht, geilheid, in een mooie auto rijden, een groot kunstenaar zijn, altijd bij elkaar blijven, incest, de zweep van de moraal, wanhoop. De droom verliest het van de werkelijkheid, het kinderliedje zingt het al: Engeland is gesloten, de sleutel is gebroken. Ik ben bang dat een opvoering van dit stuk het zal verliezen van de totale potentie ervan, die ik inmiddels zo goed ken en koester. Als het binnenkort ergens gespeeld wordt zal ik er weer niet zijn.
Robert Anker