in memoriam
Maarten Asscher
Uit droom en falen
‘Ik zou in ieder genre een boek willen schrijven,’ zo luidde ooit de uitdagende kop in het Financieele Dagblad boven een interview met Maarten Asscher. Wie het nagelaten werk van de deze week overleden schrijver overziet, moet erkennen dat hij bij het verwezenlijken van die wens tamelijk ver is gekomen, zij het dat de omvang van zijn oeuvre bescheiden is. Vanaf zijn debuut in 1987 met twee poëzievertalingen van de Franse dichter Paul Valéry (Het kerkhof bij de zee en Palm), publiceerde hij achtereenvolgens een juridisch handboek (met prof. H. Cohen Jehoram), literaire essays, verhalen, novellen, een roman, een dichtbundel, een autobiografie, een bundel columns en een reportageboek over Nederland (H2Olland. Op zoek naar de bronnen van Nederland). Naar verluidt werden op zijn bureau twee nog onuitgegeven manuscripten aangetroffen: een 300 pagina’s tellende bundeling van zijn verzamelde poëzievertalingen (onder de titel Uit droom en falen) en een onvoltooide dissertatie over het verband tussen gevangenschap en literatuur vanaf de Romantiek tot heden, getiteld Het uur van de waarheid.
De veelzijdigheid die uit deze productie spreekt keert als patroon ook terug in zijn beroepsmatige leven. Asscher was van opleiding jurist, werd uitgever, vervolgens kunstambtenaar en daarna boekhandelaar. Hij was redacteur van zowel juridische (Ars Aequi) als literaire tijdschriften (De Gids) en recensent voor Vrij Nederland. Bovendien was hij door de jaren heen als bestuurder actief bij zulke uiteenlopende instellingen als de Anne Frank Stichting, de cpnb, het Institut Néerlandais, Poetry International, Het Toneel Speelt, het Joods Historisch Museum, de Stichting Frans Kellendonk Fonds, de Stichting De Revisor en het mede door hem opgerichte Academisch-cultureel Centrum SPUI25. Verder was hij onder meer jurylid voor de P.C. Hooft-prijs, de Jan Hanlo-prijs, de Anna Bijns-prijs en de Johannes Vermeer-prijs.
Een sluitende verklaring voor deze overdreven veelzijdigheid had Asscher zelf niet. Hij placht vragen daarover weg te wuiven met een beroep op zijn nieuwsgierigheid, zijn onvermogen om ‘nee’ te zeggen tegen onderwerpen en
bezigheden die hem interesse inboezemden en een levensmotto dat luidde: ‘Niet kiezen is ook een keuze.’ Wat daarvan zij, de vraag blijft wat hij tot stand zou hebben kunnen brengen als hij zich grotendeels aan één onderwerp of aan één loopbaan gewijd zou hebben.
Als gymnasiast zag de in 1957 in Alkmaar geboren Martinus William Benjamin Asscher een toekomst als classicus en archeoloog voor zich. Zijn ouders echter stuurden hem naar Leiden om rechten te studeren. Als compensatie voor het naar zijn smaak tamelijk geestloze karakter van deze studie volgde hij daarnaast colleges Assyriologie bij prof. F.R. Kraus en Griekse Papyrologie bij prof. P.W. Pestman. Tijdens zijn studietijd werkte hij als suppoost in verschillende Leidse musea, waarmee hij het geld verdiende dat nodig was om de boeken te kopen die hij er zat te lezen, bijvoorkeur in het interieur van de drie schitterende historische stijlkamers van het Museum De Lakenhal. Asscher studeerde af in 1980 met een doctoraal keuzevak Auteursrecht aan de Universiteit van Amsterdam.
De combinatie van een zekere bezetenheid van boeken met zijn auteursrechtelijke belangstelling leidde tot een loopbaan in de uitgeverij, eerst als corrector bij De Arbeiderspers, daarna als directie-assistent bij Meulenhoff. Als rechterhand van directeur Laurens van Krevelen, ontwikkelde Asscher zich tot uitgever van Meulenhoffs uitgebreide fonds aan vertaalde literatuur. In 1989 werd hij adjunct-directeur en drie jaar later directeur van de uitgeverij. Hij zou de rest van zijn leven bij Meulenhoff zijn blijven werken als het bedrijf niet, eerst na overname door de Perscombinatie (1994) en vervolgens door enorme schaalvergroting als gevolg van toetreding door de Nederlandse Dagbladunie (1995), in onheilspellend vaarwater was beland. In 1998, enkele jaren voordat wanbeleid aan de top van het concern ook van Meulenhoff zijn tol zou eisen, stapte Asscher over naar het Ministerie van OCW, waar hij Directeur Kunsten werd. Die stap markeerde een verbreding van zijn culturele belangstelling (muziek, toneel, opera, dans, film, architectuur) en een verdieping van zijn bestuurlijke en maatschappelijke inzichten.
In 2004 greep hij de mogelijkheid aan om directeur en mede-eigenaar te worden van de Athenaeum Boekhandel, en aldus het Haagse cultuurbeleid weer te verruilen voor het Amsterdamse literaire en universitaire milieu, de stad waar hij overigens ook als Haags ambtenaar was blijven wonen. De Athenaeum Boekhandel, die gold en geldt als een van de beste onafhankelijke boekhandels ter wereld, bood hem de ideale omgeving om zijn culturele drijfveren te combineren met het zelfstandig ondernemerschap.
Asschers literaire werk wordt gekenmerkt door een ironische toets, een speelse en intrigerende omgang met historische bronnen en een behoefte om
aan alle teksten, ook aan essays, columns of recensies een zekere spanning, een toedracht mee te geven, wellicht in een poging om aan alles waar hij zich in verdiepte een eigen betekenis te verbinden. Dat is duidelijk af te lezen aan zijn verhalen (Strindbergs dood, 1995), zijn novellen (Julia en het balkon uit 1997 en De verstekeling uit 1999), zijn autobiografische boek Dingenliefde (2002) en zijn enige roman Het uur en de dag (2005). Deze prozawerken draaien inhoudelijk veelal om een raadselachtig gegeven, waarvan de ontdekking door de auteur behendig vooruit geschoven wordt, in het geval van Het uur en de dag zelfs tot voorbij de ontknoping van de roman. Van zijn literaire productie sloeg Asscher zelf zijn poëzievertalingen het hoogste aan, van uiteenlopende dichters als Étienne de la Boëtie, Giosuè Carducci, Thomas Gray, Albrecht Haushofer, John Milton, Fernando Pessoa, Frederic Prokosch en Paul Valéry. Het is te hopen dat de nagelaten verzamelbundel van die vertalingen eerdaags in een tweetalige editie beschikbaar komt. Tezamen vormen deze vertalingen een fijnzinnige illustratie van een leven dat bij uitstek geleefd is in dienst van de geschreven cultuur.