in memoriam
Martijn Knol
De kelder van het Letterkundig Museum
Ter nagedachtenis aan Martijn Knol (1973-2054)
‘Nee, nee… ze hebben ‘m gewoon doodgeslagen.’
‘Dat meen je niet.’
‘Jawel… alle botten in z’n gezicht waren gebroken… z’n kaken, z’n neus, z’n oogkassen… z’n kop was helemaal tot moes getrapt… Nadat ze ‘m met z’n allen hebben afgetuigd, hebben ze waarschijnlijk nog met ‘n paar man op hem staan dansen of zijn ze met ‘n Landrover over ‘m heengereden… Als je de foto’s ziet… z’n kop was net een platgereden egel en z’n darmen lagen uitgesmeerd over de weg… als ‘n kluwen wol of hoe zeg je dat… als ‘n uitgehaalde trui.’
‘Eigen schuld.’
‘Ergens wel. Waarschijnlijk echt de verkeerde dingen op ‘t verkeerde moment gezegd…’
‘’t Doet ‘n beetje denken aan de manier waarop die wilde massa zich op de dichter stort in dat verhaal van Ovidius. Denk je dat die lui wisten dat ie ooit ‘n beroemd schrijver was?’
‘Nee. Lijkt me niet.’
‘En ‘t is dus niet zo dat hij tóen z’n armen verloren heeft?’
‘Toen? Twee weken geleden?! Nee, nee, nee… Jezus… jij weet echt níks over hem hè? Man… nee, die armen, dat is ‘n heel ander verhaal… Schenk nog even bij… Kijk, aan ‘t begin van ‘t millennium had hij twee of drie romans gepubliceerd, maar die werden door niemand gelezen. Laat staan gewaardeerd. De enige die ‘m volgde was Elvira huppeldepup, redacteur literaire fictie van The Phoney, een filosofische glossy die toen in de mode was… bijna alle schrijvers wilden daar in poseren en publiceren, behalve Knol… Hij vond ‘t een ordinair blaadje en die Elvira-nog-iets kreeg daardoor ‘n roodgloeiende obsessie voor ‘m, voor Knol. Dat had niks met z’n werk te maken, maar alles met die hard to get houding van ‘m… Die Elvira werd dus echt een rabiate fan… ze achtervolgde ‘m met mailtjes en telefoontjes en met cadeaus en zo.’
‘Maar hij bleef weigeren?’
‘Ja. En hoe lomper hij deed hoe wanhopiger haar pogingen.’
‘Leer mij de vrouwtjes kennen.’
‘Leer jou de vrouwtjes kennen.’
‘Maar wanhopig? Hoor ik daar ‘t hoefgetrappel van een ras naderende tragedie?’
‘Dat heb je goed gehoord… Elvira smeekte of ze bij ‘m langs mocht komen… per brief, per mail, per telefoon… maar die botte Knol reageerde nergens op, dus ging ze op ‘t laatst maar gewoon naar ‘t gebouw waar ie ‘n schrijfhok huurde… Van Heusden, die regisseur die later al die horrorfilms is gaan maken weetjewel?, die huurde daar ook ‘n kantoor en die zat net bij Knol koffie te drinken toen die Elvira ineens midden in dat schrijfhok stond… met d’r grote, gelakte shopping bag… Knol gaf ‘r koffie, maar toen ie voor de duizendste keer weigerde om iets voor The Phoney te schrijven, knapte d’r iets in Elvira… ze haalde ‘n reusachtige bijl uit d’r tas en riep ALS JE NIET VOOR MIJ SCHRIJFT, ZUL JE VOOR NIEMAND SCHRIJVEN en sloeg zo tjak! zijn eerste arm eraf… Het bloed spoot met zoveel kracht uit z’n schouder dat Knol om z’n as begon te tollen en niet alleen de muren en ‘t meubilair, maar ook Elvira helemaal onderspoot… het knappe is dat ze desondanks ook z’n andere arm eraf wist te hakken… ‘t Schijnt dat ze daarna maanden in ‘n inrichting heeft gezeten, maar dat terzijde, het -’
‘Maar wat deed die van Heusden toen die vrouw zo tekeer ging?’
‘Die rende gauw de kamer uit… als hij de politie niet had gebeld, dan was Knol meteen doodgebloed.’
‘Laboratoriaal genetische-regeneratie bestond toen nog niet, volgens mij, maar waarom hebben ze die armen d’r niet gewoon weer aangenaaid?’
‘Omdat Elvira die had meegenomen… Ze zijn later bij haar thuis teruggevonden, in ‘n rieten picknickmand… Ze staan nu op sterk water in ‘n kelder van ‘t Letterkundig Museum, die armen, tussen ‘n pijpenrek van Henry Mulisch en de sportschoenen waarop Connie Palmen ooit de halve marathon van Sint Odiliënberg heeft gelopen.’1
‘Shit, sorry.’
‘Geef niet, ik heb vroeger ook gerookt.’
‘Hier… en toen is ie doodgeslagen?’
‘Nee, nee… hij was nog geen veertig toen dat gebeurde. Achteraf ben je geneigd om te denken dat ‘r door die aanslag ‘n groot schrijver aan ‘m verloren is gegaan of zoiets, maar dat is zo speculatief, na die -’
‘Ja, maar aan -’
‘Nee, wacht nou even. Na die aanslag werd alles anders… ‘t was net of die handicap ‘n enorme geldingsdrang in ‘m losmaakte… Bovendien had ie opeens een verhaal en dat verhaal was voor de media veel belangrijker dan een boek. Eerst kreeg je dat Hersteldagboek. Ken je dat? Dat was nog vrij serieus, maar daar kreeg ie toch al meteen continentale bekendheid mee. Daarna kwam natuurlijk dat vreselijke Koken voor de fysiek uitgedaagden – in een voetomdraai iets lekkers op tafel.’
‘Jezus!’
‘Ja, maar de ergste was: Je armen d’r af – en dertig andere manieren om van ‘t roken af te komen. Je moet niet vergeten dat ‘t de hoogtijdagen van ‘t aandeelhouderskapitalisme waren: de markt voor rotzooi was gigantisch en Knol maakte d’r zelf een heel circus omheen… liet ie ‘t publiek na afloop van z’n lezingen aan z’n stompjes voelen.’
‘Jezus. Komt dat ook in je biografie?’
‘Tuurlijk, tuurlijk… een biograaf moet meedogenloos zijn, anders kun je net zo goed meteen welzijnswerker worden… Ik denk dat ie echt ‘n flinke tik heeft gekregen van dat gehak… Bij schrijvers doen we altijd net of al dat rare gedrag bij hun talent hoort, maar die Knol was gewoon beschadigd, dat heeft niks met talent te maken.’
‘Zei de miskende.’
‘Ja. Misschien. Hoe dan ook… dat succes van z’n niet-literaire boeken bleek uiteindelijk fataler dan ‘t choppen van die twee armpjes… Mijn these is dat de commercie z’n ziel heeft geamputeerd… toen ie ‘n jaar of zestig was stikte die al helemaal in de zelfhaat… Als je ‘m in die tijd sprak was ‘t alsof ie gitzwarte bellen stond te blazen… de Haatsmurf noemden mijn kinderen ‘m… Spiritueel om zeep gebracht door ‘t succes van z’n eigen rotzooi.’
‘En nu is ie dood. Kun jij eindelijk ‘n boek schrijven over iemand die je zelf nog hebt gekend. Jij hebt toch -’
‘Precies. En wat voor mij de centrale vraag is… kijk, hij had zich na dat zakelijke succes kunnen terugtrekken om in alle stilte aan Vertellingen van een Alwetende te werken, maar in plaats daarvan heeft ie eerst twintig jaar de sfeer in de Amsterdamse schrijverscafés verpest en toen ie eindelijk naar dat kutdorp in Sicilië vertrok, was ‘t alleen om daar de idioot te gaan uithangen…’
‘…’
‘Maar waarom ‘t daar uiteindelijk zó is misgegaan, is me nog steeds ‘n raadsel… Op internet las ik dat ie zich op feestdagen nooit liet zien, Knol, maar dat ie deze keer zomaar midden op ‘t dorpsplein stond en dat ie na wat geschreeuw
werd achtervolgd door ‘n grote groep lam gezopen mannen… Niemand schijnt zich te kunnen herinneren wat Knol nou geroepen heeft… ‘t Was feest, iedereen was dronken… heel vreemd… Maar ‘t moet aan hem gelegen hebben, want ‘t is ‘n heel vredelievende streek, relatief welvarend, gewend aan congresgangers en toeristen… En de dorpelingen kenden z’n provocaties en geruzie… hij moet echt een grens over zijn gegaan.’
‘Ja, voordat je met z’n allen ‘n tachtigjarige aanvalt… En dan ook nog ‘n tachtigjarige zonder armen.’
‘Volgende week begint ‘t proces… ik denk dat ik m’n biografie daar ga laten beginnen, in de rechtszaal.’2
‘Goed idee. Weet je wat ik zo gek vind? Dat ik hier niets in de krant heb zien staan… Geen nieuwsbericht, geen rouwadvertentie, geen i.m.… niks.’
‘Nee, klopt. Voor de meeste mensen heeft ie nooit bestaan. En ook z’n boeken zijn al lang vergeten.’
- 1
- Op last van de weduwe Knol tekent de redactie aan dat het verhaal over het afhakken van armen onjuist is. In werkelijkheid verloor de als megamanisch gediagnosticeerde Knol beide armen na afloop van een concert van The Sustainable Eggheads, een New Funk Collective waar Knol groot fan van was en dat op 15 april 2012 een concert gaf in het Utrechtse Rasa dat hem (Knol) zo uitzinnig stemde dat hij zich van bewondering en euforie, door een bijna fatale overproductie van dopamine, zo volledig verloor in een extatisch applaudisseren dat zijn armen eerst gevoelloos werden en daarna zwart kleurden. Beide afgestorven armen moesten worden afgezet Originele bewijsstukken (doktersattesten, ziekenhuisrekeningen) zijn in het bezit van de weduwe Knol
- 2
- Ook dit verhaal is louter fictie Knol heeft de laatste jaren van zijn leven in rust doorgebracht in Huize Zonnebron (Drenthe) en daar in relatief goede gezondheid doorgewerkt, denkend en dicterend, aan zijn roman fleuve Vertellingen van een Alwetende die door Knols onverwachte dood (hartstilstand) helaas onvoltooid is gebleven en die de weduwe Knol uiterlijk in 2060 hoopt te bezorgen en doen verschijnen [de redactie]