in memoriam
Theo Kars (1940-2040)
Het persbericht over de dood door eigen hand van de schrijver Theo Kars zal weinig indruk hebben gemaakt op het grote publiek. Degenen die wel bekend zijn met het werk van deze cultauteur, zullen daarentegen benieuwd zijn naar de redenen voor zijn zelfmoord, en vooral naar zijn eventuele verslag daarvan. In het nawoord van het in 2013 verschenen tweede deel van zijn memoires legt hij namelijk uit dat hij van plan is een postuum te publiceren derde deel te schrijven over de laatste periode van zijn leven, het liefst met inbegrip van zijn sterfdag. Zijn besluit ooit zelfmoord te plegen had hij overigens al een halve eeuw geleden aangekondigd. ‘Wie steeds zijn eigen leven heeft geleid, zal ook op het eind daarvan de teugels niet uit handen willen geven, en zelf het tijdstip van zijn dood willen bepalen’, aldus Kars in zijn memoires.
Leven en werk zijn bij Kars nauw met elkaar verbonden geweest. Hij groeide op in een kleinburgerlijk calvinistisch milieu, en verbrak op twintigjarige leeftijd voorgoed alle banden met zijn ouders. ‘Bloedverwantschap telt niet voor mij, alleen geestverwantschap’, heeft hij herhaaldelijk verklaard. Als hij eenentwintig is, beseft hij al dat als gevolg van zijn hedonistische, rationalistische, non-conformistische instelling zijn leven tot aan het eind een ongewoon, voortdurend avontuur zal zijn. Een maatschappelijke carrière, het stichten van een gezin, het verwerven van aanzien, macht of veel geld – alles waar het gros van de mensen zich voor inzet, interesseerden hem niet. Zijn enige ambitie was zodanig te leven dat hij een maximum aan zintuiglijke genoegens zou ondervinden. Een nuchter denkend mens die zich er op toelegde zoveel mogelijk zijn organisme te koesteren, moest volgens hem logischerwijs voldaan sterven.
Na korte tijd zonder animo Nederlands en Rechten te hebben gestudeerd in Utrecht, verhuisde Kars naar Amsterdam, waar hij zich vier jaar in leven hield door uiteenlopende criminele bezigheden. Op vijfentwintigjarige leeftijd werd hij met enkele vrienden gearresteerd wegens een grootscheepse oplichting van de posterijen, en tot twee jaar en drie maanden gevangenisstraf veroordeeld. Hij
heeft dan al opzien en ergernis gewekt in de literaire wereld door de uitgave van Tegenstroom, een polemisch tijdschrift waarin hij zich keerde tegen de literaire modes uit die tijd. Kort na zijn vrijlating publiceerde hij De Vervalsers, de roman die hij in de gevangenis over de postfraudes schreef. Deze roman, die nu als een klassieker wordt gezien, wekte veel beroering door de amoralistische denkwereld die erin wordt beschreven, en door Kars’ weigering daar afstand van te nemen. ‘Hoe zou ik spijt van iets moeten hebben dat mijn leven zowel letterlijk als figuurlijk heeft verrijkt?’ verklaarde hij. Volgens zijn filosofie zijn ‘slecht’ en ‘goed’ relatieve begrippen, en moet ieder mens zijn eigen wetboek van strafrecht samenstellen.
In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw publiceerde Kars een elftal boeken waaronder drie commercieel zeer succesvolle romans (De Geisha, De Verleider, Avonturen op Ibiza). Hij bleef aanstoot geven, zowel door zijn openlijke minachting voor de literaire wereld als de inhoud van zijn boeken, die een afspiegeling van zijn leven waren. In deze periode woonde hij een tiental jaren samen met twee meisjes, iets wat hem veel publiciteit opleverde. Halverwege de jaren tachtig vestigde hij zich op Ibiza, waar hij met de vertaling van de twaalfdelige memoires van Casanova begon, een project dat hem tien jaar zou bezig houden.
In 2003 publiceerde Kars Praktisch Verstand met de veelzeggende ondertitel Klein handboek voor non-conformisten, het eerste boek dat hem uitsluitend lof opleverde, volgens Kars omdat de vijanden die hij veertig jaar eerder had gemaakt inmiddels dood of gepensioneerd waren. Toen hetzelfde gebeurde bij het verschijnen van zijn memoires merkte hij op: ‘Oud worden en overleven, dat is kennelijk het geheim.’
Nu deze antisociale, ooit door de criticus Arnold Heumakers als ‘een calvinistische hedonist’ getypeerde schrijver is overleden, kunnen wij behalve zijn rapport met de eindbalans van zijn leven, een ander opmerkelijk verslag verwachten. In het nawoord van het tweede deel van zijn memoires deelt hij namelijk mee dat hij in het na zijn dood te verschijnen deel iii zal onthullen welk nooit ontdekt delict hem in staat heeft gesteld de laatste veertig jaar van zijn leven zonder geldelijke zorgen door te brengen.