[p. 295]
J. Bernlef
Fresco
De zwaluwen vormen de sleutel, zij
openen het fresco en vliegen het stukje
bij beetje terug naar dit landschap
naar zijn aardrijke kleuren
Wij kussen elkaar boven de waterput
waar vliegen elkaar afstoten als atomen
waarin onze woorden vallen
en zo hun hoofd verliezen
Zoals de mensen in deze voorstelling
vrouwen als vrome werkbijen zoemend
rond de traagdruppelende kraan van het geloof
hun dorst voor ons niet langer te lessen
Al hebben wij nu nog een hoofd waarmee wij
de zwaluwen volgen in en uit
de donkere gaten waarin onze woorden
vielen, loslieten
Tot niemand meer begrijpen zal
wat die twee daar bij de waterput
bezielde, waar hun lippen bleven
wat zij elkaar toewensten, toen.
[p. 296]
Rode radijs
Een arts in Perugia
plukte radijs en zakte
plots door de grond
een Etruskische grafkamer binnen
Wist niet hoe gauw
hij eruit moest klimmen
de bos radijzen stevig
in zijn vuist geklemd.
Wat hij gezien had
in een flits
daar diep beneden
Omringd door urnen
versierd met figuren
bukkend naar iets.
Eén ogenblik maakte hij
deel uit van het grote mozaiëk.
Op de foto in de krant
poseert hij opgelucht lachend
met een bosje rode radijs.
[p. 297]
Rolstoel
Wolken voorbijdrijvend in rookgetint glas.
Aan de voet van de doorzichtige kolom
verkoopt zich het laatste nieuws:
de invalide werd midden in het gezicht geschopt
en toen met rolstoel en al overboord gegooid.
De krant wordt omhoog gezogen
fladdert, kantelt, drijft en duikt
op de termiek van uitlaatgassen
klemt zich dan vast aan het glas, wil met
alle macht daarbinnen gelezen worden.
Op de bodem van de zee een rolstoel.
De tong van de telex ratelt
iedereen leest maar niemand vertaalt
en zo trekt alles voorbij in de donkerende
wand die niet geeft en niet neemt,
die daar staat als deel van de stad,
in complete amnesie alles zijn gang laat gaan.
In de doodstille diepte
zet een lege rolstoel zich
met onbekende bestemming
in beweging.
[p. 298]
De schilder 70
Op zijn zevenstigste tekende hij een baby
toen hij nog net wist wie hij was
het paletmes als een dolk geheven
Hij heeft zijn leven bijna doorgesneden
zijn lichaam uitgeleend aan het vergeten
als hij op zijn zevenstigste een baby tekent
Neergeworpen op een bed, net als de rest
met de volle inzet van het sterven
zie hoe koontjes gloeien in het babyvet
Het kan beginnen, dit grandioze groeien
naar hoe het voelt een lichaam te bezitten
dat staat, dat op pantoffels staat
Het paletmes als een dolk geheven boven
een baby die daar voorgoed in verf verzegeld
vredig in het heden slaapt.
[p. 299]
Vrede
Eigenlijk zouden wij deze foto’s hier willen begraven
Onder de kale kinderhoofdjes afdalen om het
Dagelijks leven terug te leggen waar het eens bestond
En waar zijn camera hen vond, verstrikt in
Overleven, als konijnen in het licht verstijfd,
Verstomd, al half gestikt in het verkeer
Van handen, van eindeloos repareren
Gaten dichten, verwikkeld in een slijtageslag
Om het naderend onheil af te weren.
Eigenlijk zouden wij deze foto’s willen keren
Maar wij kunnen niet, hun verleden is daarvoor te sterk
Dringt dwars door het negatief terug in de lens
Die niets dan vrede ziet
Niets dan laaiende vrede schiet
In deze godverlaten straten.