Jean Giono
Les âmes fortes
‘We komen waken bij het lichaam van die arme Albert.’
‘Dank jullie wel. Kom binnen. Ga zitten.’
‘Doe geen moeite voor ons. Je krijgt nog een kwaaie dag. Neem je rust. We blijven hier voor de nacht.’
‘Maar ik kan nu niet slapen.’
‘Ga gewoon in bed liggen.’
‘Ik kan geen ogenblik stilzitten.’
‘Je gaat alleen nog door op je zenuwen; als die het begeven, val je neer als een zak lepels.’
‘Te denken dat…’
‘Niet denken. Naar bed.’
‘Ik zie hem nog steeds vóór me!’
‘Ga slapen.’
‘Maar dan blijf ik hem zien!’
‘Probeer het.’
‘Leg een warme steen in haar bed.’
‘Slapen zal ik toch niet.’
‘Ze mag het niet koud krijgen. Stoppen jullie haar in. Het donsdek op haar voeten. De deur achter je sluiten.’
‘Haar ogen vielen meteen dicht.’
‘Hebben we hout genoeg? De nacht is lang.’
‘Is er gemalen koffie?’
‘Ik ga zo direct malen. Koffie hebben we wel nodig.’
‘Ga buiten malen. En doe zachtjes.’
‘Thérèse, u kunt de makkelijke stoel nemen.’
‘Ach, op mijn leeftijd heb je harde botten.’
‘Daarom juist. U moet uitkijken.’
‘Als ik bij elke dodenwake had uitgekeken, had ik nu geen oog meer over.’
‘Hoe oud bent u eigenlijk?’
‘Negenentachtig.’
‘Laatst tegen Césarine zei ik vierentachtig, zij dacht dat u zesennegentig was.’
‘Ach ja, overdrijven is voor anderen niet zo moeilijk.’
vertaling Jeanne Holierhoek