[Tirade augustus 2011. Deel 2]
Jeroen van Kan
De luxe van de eenzaamheid
‘Als we nu eens schrijvers opsluiten in een cel. Hoe gedetineerden dat ervaren heb ik zo langzamerhand wel gezien, maar dichters en schrijvers…’ Aan het woord is de dichtende cipier Ester Naomi Perquin tijdens een vergadering van dit blad. Ze houdt van onorthodoxe combinaties. Dichten en gevangenen bewaken. Cellen en er schrijvers in stoppen.
Hoewel we aanvankelijk alleen oog hebben voor de praktische bezwaren, blijft het uitgangspunt ons intrigeren. Wat gebeurt er als je schrijvers en dichters bevrijdt uit het web van de ongebreidelde communicatie waarin we allemaal gevangen zitten? We mailen, chatten, houden profielen bij op Facebook en Hyves, bloggen over onze kinderen of de boeken die we graag lezen, twitteren dat we onze heg snoeien, een luier verschonen of naar de dokter gaan om ons eczeem te laten behandelen. We delen ons bereidwillig mee aan de wereld, ons niet bewust van wat we daar tegelijk mee opgeven. De vrijheid om niet zichtbaar te zijn. De luxe van ongehinderde communicatie is getransformeerd tot communicatiedwang. Dezelfde technologische ontwikkelingen die ons bevrijdden uit ons isolement hebben ons veroordeeld tot een permanent deelnemen aan de wereld.
Tegen de slagregen van prikkels die we de hele dag krijgen toegediend zijn ook tegenstromingen op gang gekomen. Slow beperkt zich niet alleen tot eten. Er bestaat ook zoiets als slow reading. Er zijn trage vakanties voor mensen die niet op zoek zijn naar het met een elastiek om hun enkels van een rots springen. Er is een boek, Stilte als antwoord van Sara Maitland, waarin minutieus wordt onderzocht wat het voor een mens betekent om eenzaam te zijn, losgekoppeld van de moderne rat race. Er bestaan sociëteiten waar de telefoon bij de deur moet worden ingeleverd en waar radio, televisie en internet taboe zijn.
Moderne technologie heeft ons leven versnipperd, heeft onze aandachtsspanne verkort, onze concentratie verminderd. ‘Schrijven is niet het probleem, maar het bevechten van de tijd om in te schrijven,’ verzuchtte schrijver Adriaan van Dis bij de opening van de Boekenweek een aantal jaren geleden. Het je
onttrekken aan de wereld vergt een steeds grotere inspanning in een wereld die langs zo veel verschillende kanalen ons dagelijks leven binnendringt. Het disconnected zijn is een luxeartikel geworden dat niet iedereen zich kan veroorloven.
Ledigheid versnippert de geest, schreef de Romeinse dichter Lucanus. Het moderne leven versnippert de geest, zou je daar nu van kunnen maken. We amuseren, informeren en communiceren ons dood, om met Neil Postman te spreken. We versnipperen onze aandacht en blijven met lege handen achter. Wie overal is, is nergens, merkte Martialis al op, een andere Romeinse dichter. De zestiende-eeuwse aartsvader van het essay, Montaigne, haalt hem aan in zijn Over ledigheid, waarin hij het volgende schrijft: ‘Toen ik mij niet lang geleden op mijn landgoed terugtrok, vastbesloten om mij, in zoverre dat mij mogelijk was, om niets anders te bekommeren dan hoe ik het weinige dat me nog van het leven restte, in rust en afzondering door zou te brengen, leek het me dat ik mijn geest geen grotere dienst kon bewijzen dan hem in staat te stellen zich in totale ledigheid met zichzelf bezig te houden, tot zichzelf te bepalen en in zichzelf rust te vinden.’ Die afzondering leverde het vuistdikke boek Essays op. Voor een gefortuneerde man of letters in de zestiende eeuw moet het vele malen makkelijker zijn geweest om die afzondering tot stand te brengen. Hoe doet iemand dat in onze tijd? In een wereld die permanente deelname van je eist?
Vijftien keer sloten we schrijvers, dichters en een enkele cabaretier op in onze drijvende bungalow en observeerden van een afstand onze proefopstelling
De cel werd een boot aan een eilandje dat Senneroog heet, dankzij De Avonden van de vpro. Daar rijpte het idee van de eenzame opsluiting verder tot het echt uitvoerbaar bleek. Voor een week. Vijftien keer sloten we schrijvers, dichters en een enkele cabaretier op in onze drijvende bungalow en observeerden van een afstand onze proefopstelling.
Experimenten hebben de neiging andere antwoorden op te leveren dan de antwoorden die je zocht. Soms worden zo ontdekkingen gedaan. Je zoekt een vaarroute en vindt een nieuw land. We kregen eigenlijk nauwelijks antwoord op de vraag wat de afzondering – geen telefoon, geen televisie, geen radio, geen internet – deed met de mensen die we een week opsloten. Wel ontdekten we dat de deelnemers zijn onder te verdelen in twee categorieën: zij die moeite hebben met het opgesloten zijn en zij die moeite hebben met het afgesloten zijn. En we ontdekten dat naarmate Senneroog steeds meer een eigen geschiedenis begon te krijgen, die geschiedenis de geschiedenis van de mensheid weerspiegelde. Een van de eerste bewoners maakte met behulp van een vlieger
foto’s van het eiland. De volgende begon met de aanleg van wandelpaden. Een derde plaatste kunstobjecten in die nieuw verworven openbare ruimte. En toen verscheen een vierde die alles op een hoop veegde en vernietigde. De eerste oorlog brak uit, bij gebrek aan gezamenlijke aanwezigheid op het eiland gelukkig uitsluitend in geschrifte uitgevochten, maar toch. Gelukkig werd de vernietiger weldra afgelost door een schrijver die een beschavingsoffensief begon.
Een week ledigheid is wat kort wellicht voor het schrijven van een boek met meer dan duizend bladzijden essays, maar niettemin doet een aantal deelnemers in de volgende bijdragen verslag. De enige niet-deelnemer is boswachter Jan Willems, aan wie we veel dank verschuldigd zijn. Als een toegewijd laborant waakte hij over de gezondheid van onze proefdieren.
Aan de keerzijde van deze ‘kamer in het verleden’ Tirade: de werkkamer van Leopold.