[Tirade oktober 2013]
Joop Goudsblom
Geheugens
Je loopt even naar een andere kamer om iets te halen. In die andere kamer gekomen weet je niet meer waarnaar je op zoek was en je keert met lege handen terug.
Of: op weg naar die andere kamer wordt je oog getroffen door een voorwerp dat daar niet hoort te liggen. Je pakt het op en brengt het naar de plaats waar het wel hoort te zijn. Je oorspronkelijke missie ben je intussen helemaal vergeten.
Of, weer iets anders: er is je een afspraak ontschoten. Hij staat duidelijk in je agenda, maar je hebt vergeten in je agenda te kijken, en nu is het te laat.
Dit zijn drie voorbeelden van een tekortschietend prospectief geheugen. Als ik Douwe Draaisma, de Groningse psycholoog en geheugenspecialist, goed begrepen heb, kunnen we twee functies van het geheugen onderscheiden: de vanouds bekende retrospectieve, die op het verleden gericht is en herinneringen opslaat, en de minder bekende prospectieve functie, die toekomstgericht is en onze voornemens bijhoudt.
We hadden geen van ons de moeite genomen om in het woordenboek op te zoeken wat Tirade verondersteld werd te betekenen
Naarmate ik ouder word, merk ik dat vooral het prospectieve geheugen het steeds vaker laat afweten. In het retrospectieve geheugen vallen ook wel steeds meer gaten, maar dat is minder storend. Al zou het natuurlijk leuk zijn als ik al de namen nog wist, die de oprichters van het literaire maandblad dat in 1957 bij Van Oorschot zou gaan verschijnen stuk voor stuk hebben voorgesteld, vervolgens kritisch besproken en uiteindelijk verworpen. Ze zijn allemaal verdrongen door de naam die het laatst gesuggereerd werd, nadat alle andere waren afgewezen en de redactie geen zin meer had om nog meer namen te bedenken.
We hadden er, denk ik nu, zozeer genoeg van, dat geen van ons de moeite genomen heeft om in het woordenboek op te zoeken wat Tirade verondersteld werd te betekenen. Volgens de enkele jaren later (in 1961) verschenen achtste druk van
Van Dale was dat een ‘veelal theatraal of retorisch uitgesproken en omslachtig geheel van woorden, dat op het eerste gehoor indrukwekkend is, doch bij nadere ontleding zonder veel inhoud blijkt te zijn; holle frasen: de tirade tegen Freud aan het slot van zijn artikel moeten we maar schrappen; dat zijn maar tirades voor de galerij; een tirade over de noodzaak van spaarzaamheid’.
Toen ik de naam voorstelde, had ik heel andere associaties. De afleiding van het werkwoord tirer deed me niet denken aan holle frasen, maar aan puntig en doeltreffend polemisch proza, waarin holle frasen juist aan flarden zouden worden geschoten. Van mijn medeoprichters is helaas niemand meer in leven; ik kan dus geen beroep doen op hun retrospectief geheugen.
En intussen moet ik nu mijn prospectief geheugen in de gaten houden, om het van mij gevraagde stukje van 450 woorden op tijd af te hebben.
Joop Goudsblom (1932) is een van de oprichters van Tirade. Hij was van 1968 tot 1997 hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Naast wetenschappelijk werk in het Nederlands en Engels publiceerde hij Reserves, een bundel aforismen, notities en korte gedichten, waarin opgenomen het eerder verschenen Pasmunt.