Kees ‘t Hart
Lachverwachting
Soms zegt mijn vrouw dat ik toch lachte, maar dat heb ik dan gemist
Ik lach al een paar jaar niet meer om cabaretiers. Ik kan er niks aan doen, ik probeer het wel. Ik kijk er altijd naar, ze zijn erg aardig maar dan merk ik dat ik wacht tot het programma achter de rug is. Meer niet. Ik zit er gewoon lachloos naar te kijken, nog altijd heb ik wel een lachverwachting en ik schaam me dat er verder niks mee gebeurt. Lachloos de lach verwachten. Dat doet pijn. Ik wacht op de scènes en dan zijn ze alweer voorbij. Mijn mond trekt zich nog wel in een glimlach, af en toe betrap ik me erop dat ik dit niet in de gaten heb. Soms zegt mijn vrouw dat ik toch lachte, maar dat heb ik dan gemist. Dat was mijn lachmodus die nog overgebleven is. De laatste cabaretier waarom ik lachte was Micha Wertheim toen hij een deel van zijn programma letterlijk opnieuw deed, met alle gebaartjes erbij, de hele intonatie, het wachten op de pointe. Zelfs het per ongeluk omgooien van het glas water was precies gelijk aan het omgooien van het glas water in de scène die hij eerst deed. Ik lachte omdat ik wist wat er ging komen. En hij wist het ook. Dan kun je lachen. Ik geloof dat ik steeds vaker om herhalingen van alles moet lachen. Ik heb het idee dat ik vroeger wel lachte maar de laatste tijd begin ik zelfs daaraan te twijfelen. Heb ik echt om Toon Hermans gelachen? Mijn broer zegt van wel. Je lag onder de tafel, zegt hij, weet je dat niet meer, we keken bij de buren. Ik begin steeds vaker namen van cabaretiers te vergeten. Ook dat ligt aan mij. Hoe heette die man ook weer, die zo grappig deed over zijn vriendin. Nee, het was zijn moeder, zegt mijn vrouw dan. Was het zijn moeder? Dan toch zeker zijn schoonmoeder? Of deed hij iemand na met een Twents accent? Nee, dat was die cabaretier uit Twente die Twents sprak. Maar dat was toch Limburgs? Nee, Limburgs dat was Koefnoen. Ik wil het nog steeds allemaal weten maar als ik het weet ben ik het vergeten. Ik heb het idee dat ik de cabaretlach niet meer beheers. Dat ik ineens niet meer omgekeerd kan denken. Je moet het omgekeerde denken van wat ze
zeggen en dat is precies het punt. Excuses. Het omgekeerde denken van het cabaret is bij mij verdwenen. Ik heb een plaat voor mijn kop gekregen. Cabaret. Cabaret. De lach. En de snik. Die ook. Het absurde. Ik raak mijn gevoel voor de lachverwachting van cabaretiers kwijt. Ik raak mijn cabaretverlangen kwijt. Cabaretiers die lachen om andere cabaretiers. Misschien is dat nog lachen.
Kees ‘t Hart (1944) debuteerde in 1988 met de verhalenbundel Vitrines. Zijn laatste roman, Hotel Vertigo, kwam uit in 2012. Hij schrijft literatuurrecensies voor De Groene Amsterdammer.