[p. 484]
Leo Vroman
Psalm voor het eten
Systeem! Door het hoge droge gras
graast een grazende gazelle.
Met verbazend grote ogen
heft ze het hoofd en ziet bijna
de nader snellende cheetah
niet, of ze voelt al de wind en
slaat als de wind op de vlucht,
slaat een winkelhaak in de lucht,
haar beide benen glijden uit,
een stofwolk, de benepen strot
toetert een orgeltoon kapot
en in het verdwenen leven
speelt het slappertje nog even voort.
Zo flink opgegroeid, zo flink vermoord
speelt ze nu met lollige gebaren
dat zij alleen maar slaapvermoeid,
dat zij en het roofdier vriendjes waren.
Zo zoet en zo ellendig mooi
zijn mij dat roofdier en die prooi,
ja zelfs de muil vol bloed
zodra dat moet,
en het beetje kraken
in de kaken.
[p. 485]
Verbeten eenheid, bittere paren,
laat alle haat als wind bedaren,
stuif maar oranje poederleem
in de verlaten, onverslindbare,
nawapperende hindeharen,
o Systeem.
Waar in Uw Harteloos
Barmhartige Heelal
mag ik een poos
dit prachtige gebeuren
van het vreselijk verenigde tweetal
ontsnappen?
Dat geile scheuren
en dat geile happen?
Wellicht leef ik nog een jaar of zes
maar nooit leert mijn vlees zich aan te passen
op die doodskreet en het krassen
van mijn eigen vork en mes.
Leo Vroman
Brooklyn, 9 oktober 1995