[p. 67]
Leo Vroman
Week van november
13 november
We liepen op knalgele blaren
onder esdoorns knalgeel
van bladeren die nog niet gevallen waren
en we zeiden niet veel,
we liepen op helrode blaren
onder esdoorns helrood
van bladeren die nog niet gevallen waren
maar al dood o ja al dood
en we dachten verschillend na
ik ten minste over het kwijtzijn
van een dia maar ook
wij samen over het feit
dat ik morgen naar Florida moest
voor drie nee vier dagen.
Er was een bries, de bladeren
die plat lagen bewogen niet
maar we zagen
een horde dorre bladeren wegrollen.
De kromste en dorste opgeroldste
rolden het verst
[p. 68]
14 november
Tot afscheid en op zulke tijden
zie ik mij zelf graag als Hij
en het gewone lopen als schrijden.
Hij schreed voort aan haar zijde
terwijl zijn ongewimperd onluikbare
geestesoog zijn vliegtuig als het ware
neer zag storten
met zijn laatste kreet alsook de hare:
ik heb je lief! dewijl in ‘t laatste ervaren
zijn mond als aan de gulle fles
van zijn zo openbare doodsverlangen
zich vastzoog aan de heupse stewardess –
die mooie met de kuiltjes in haar wangen
Maar nee zo ben ik niet vergaan.
Ik vloog op uit een lichte regen
en was nog nauwelijks opgestegen
of de film ‘The Fugitive’ ging aan.
De vluchteling kon het einde nauwelijks halen
en zijn onschuld nauwelijks voordien
toen het vliegtuig al begon te dalen
en ik de lichtjes van Orlando al kon zien.
[p. 69]
Orlando rook naar zware broeikaslucht,
de hemel slordig zwart geverfd
om te voorkomen dat hij van de nacht bederft
en platvalt op dit eindeloos gehucht
van hotels door hoofdwegen verbonden
en palmen vreselijk vertikaal geplant,
bloemperken vals als foutgedrukte krant,
onkleuren die hier vroeger nooit bestonden.
De bouwstijl is een soort van buitenlands.
Florida wordt niet in Florida gevonden.
[p. 70]
15 en 16 november
Aan de overkant van mijn hotel
was het gebruikelijke lezingengebouw.
Ik sprak weer over bloed aan oppervlakken
maar de meesten waren vacuum physici,
ze maakten wipjes van twee centimeter
waaronder een verderfelijk scherpe tand
een plakje molekulen af kon tasten.
Daar waren landkaarten van de grootste kleinigheid,
plattegronden van de viscositeit
en veerkracht van een enkele cel
levend en wel.
Aan de andere kant
in het hotel
lag van lift naar de lobbyfontein
waar chloor uit opsteeg, een rode loper.
Elke ochtend om elf uur
gaat die lift open,
speelt een band een march
komen vijf dikke eenden tevoorschijn
en lopen naar de fontein.
Om vijf uur ‘s middags gaan ze terug.
[p. 71]
17 november
De laatste ochtend zette ik de tv
in mijn kamer op acht en tachtig
om mijn rekening te zien.
Ach ach honderd dollar per dag.
Push 1 for the next page of your bill.
Daar werd mij verteld
dat ik Tineke voor meer
dan dertig dollar had opgebeld.
Zo zie je alweer.
Mijn vliegtuig verscheen een half uur te laat.
Met alle passagiers wachtte
een prachtige stewardess
die voortdurend wie toch opbelde
en telkens naar buiten keek.
Gulzig als aan een zuigfles
zag ik haar zoete mond hangen
aan haar geliefde telefoon.
Ze lachte ze had kuiltjes in haar wangen.
Ik zag haar terug aan boord.
Zij boog zich ver boven Pennsylvania
even over mijn tekening
maar ook daarna
vlogen wij voort
de schemering in.
[p. 72]
We landden in duisternis.
Ik had alleen jas en tas
en kwam dus vlug naar buiten
maar daar was iets mis:
lege ruimte, mist, enkele
taxis en die stopten niet.
Toen eindelijk een van hun mij vond
bleek het verkeer stapvoets, gestold
tot een stroop van rode lichten.
En al vlak bij huis: politie
auto’s dwars op de straat en
mijn chauffeur bleef maar
over Haïti praten
en over zijn achtergelaten
zoontjes die hij misschien
nooit levend meer terug zou zien.
Thuis rook het onbetamelijk goed.
Tineke had namelijk al gekookt.
18 tot 20 november
We liepen die volgende dagen
over bruinverpulverde blaren
als de lage oranje zon
schuin en hel scheen
door de kale boomkruinen.