[p. 235]
Marieke Jonkman
Zangeres
Zo wil ik zingen! Levenslang gewijd
aan lippendienst en akoestiek vergeet
ik liedjes van heldhaftigheid.
Ik heb nu aria’s. H-o-o-o-o
niet van honing maar van holy.
Vrijspraak uit het middenrif, de buik,
de dijen, kuiten, voeten, hier sta ik
en dood met klanken de vriendinnen.
Hun jaloezie kan nooit beminnen.
Geroepen geef ik leegte door:
sneeuwvlokstructuur van de muziek
en stilte van de ongenoemde naam.
[p. 236]
‘T
‘T bestaat uit stromen langs de gele
en sneeuwwitte uiterwaarden met de vele
plotselinge vogels in de lucht.
Noem ‘t toch moederlijk. Wat een uitvlucht!
Welke moeder schreeuwt verrader
bij het nest? ‘t Is ook geen vader,
het stroomt langs innerlijke waarden
met roodbont vee en zwarte paarden
in groene velden, geel van de eerste snee.
[p. 237]
Houding
Achterover dit hoofd, vrij de keel,
de kin hoog in de lucht, ik hang
nog niet, ik speel maar wat.
Waarom zo bang en zo gespannen,
doodsbang voor de boom die wurgt
en voor de struik die wondt?
Weg van toezicht, uit het gebied
van achterdocht draag ik het uit:
er is voor mij geen therapeut.
Ik kan niet rusten in de onbeheerde
tuinen die ik zelf ontworpen
heb en snijdend onderhoud.
[p. 238]
Vermaning
Wees fier, een trotse meid, het hoofd rechtop,
het paardestaartje verticaal, idem het hart.
Werp Zeeuwse knopjes weg, neem lange hangers,
laarzen, een schotse ruit met breedgesmede speld.
Je heupen staan breeduit, glad, glanzend ben
je zonder franje, zijde streelt de vingertoppen.
Verman je, doe niet zo verwijfd. Je wordt gestraft
met landarbeid, verwijderen van vissekoppen.
Dans als een god voor hemelsbrede spiegels.
[p. 239]
Lady
Zo naakt en wijdbeens heb ik nooit gestaan,
met armen in de lucht. Ik durfde niet maar nu.
Geen keten maar een sieraad is mijn hoofdband.
Granaat voelt als graniet. Niemand die mij ziet.
Wat kapot is maak ik heel, ik ben de nieuwe
Florence Nightingale. Borst vooruit, hoofd
en hals rechtop. De arm, gebogen of gestrekt,
werpt levend lamplicht op de dodelijkste bek.