Minke Douwesz
Het lijkt hier goddomme de Sovjet-Unie wel!
Direct na de Russische Revolutie van 1917 heerste er euforie. De tsaar dood, de elite verjaagd, de macht aan het volk, vrijheid in de kunst, een eind aan de wereldoorlog. Voortaan zou de massa door eensgezinde, noeste arbeid nog slechts trots en welvaart kennen.
Helaas leidden chaos en schaarste al gauw tot het eerste gemopper. Dit ondermijnende geluid diende in de kiem gesmoord te worden. Hoe het verder ging is bekend. In de wurggreep van het partijkader verwerd de vrije mens tot lijdzaam homo sovjeticus.
Toen in 1991 de USSR uiteenviel kraaide men in het Westen victorie: het kapitalisme had gewonnen. Met de wind in de rug werd meteen maar over gegaan tot de afbraak van sociale verworvenheden, de breidel van vakbonden, privatisering van nutsbedrijven; het roofkapitalisme begon aan zijn triomftocht. Groei en winst, geld, dat is wat telt in het leven en iedereen doet eraan mee. Bedrijven natuurlijk, maar ook ziekenhuizen, musea, universiteiten, hele dorpen (‘Bedankt voor uw bezoek. Graag tot ziens.’), ja, zelfs families: oppassen op de kleinkinderen, helpen bij het huiswerk, dat is mantelzorg, daar kun je een vergoeding voor aanvragen!
Geregistreerd dient er te worden, menselijke contacten aan de lopende band
Ook op mijn vakgebied, de psychiatrie, waarin men meestal uit interesse en menslievendheid wenst te werken, heeft het marktdenken zijn intrede gedaan. Hoe beter het mission statement van een GGZ-instelling, hoe groter de concurrentiekracht. Patiënten zijn stakeholders geworden. De organisatie is in handen van managers, die aan de hand van een data warehouse nauwlettend toezien op de productiviteit van de hulpverleners. Geregistreerd dient er te worden, menselijke contacten aan de lopende band. Een straffe manager krijgt een bonus. (Onze minister van Volksgezondheid is overigens de mening toegedaan dat men bij psychiatrische problemen helemaal geen specialistische hulp behoeft, de buurvrouw kan dat net zo goed.)
Verhoudt het beperkte vocabulaire van de taal van het geld zich wel tot de omgang met verwardheid, depressie, zelfhaat, hongeren en kotsen, achterdocht? Nog geen eeuw terug waaierden de apparatsjiks in Rusland uit over de fabrieken, de velden, zelfs het front. (De oorlog bleek toch niet voorbij.). Boeren moesten staal gaan smeden, katoen moest bloeien in de woestijn. Kritische vragen bij de uitzinnige doelstellingen van een Vijfjarenplan verdienden uitsluiting, zo niet de kogel. Natuurlijk mag het leven hier in het Westen met zijn ongekende weelde en vrijheid niet vergeleken worden met dat in de Sovjet-Unie. Maar ook ons hulpverleners werd kortgeleden te verstaan gegeven dat voor wie zich niet betrokken toont bij het behalen van de productienormen, geen plaats meer is in de GGZ. Als de taal van de leiding niet meer strookt met de werkelijkheid op de werkvloer ontstaat vervreemding. Wie schreef daar ook al weer over? Was dat niet Karl Marx?
Minke Douwesz (1962) is in het dagelijks leven werkzaam als psychiater bij een GGZ-instelling. Ze publiceerde twee romans: Strikt en Weg, die zowel met de Opzij Literatuurprijs als met de Anna Bijns Prijs is bekroond.